ECLI:NL:RBMNE:2023:2580

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
22/2351
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep door de rechtbank op 5 september 2022. De opposant had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, gedateerd 12 april 2022. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat de opposant het griffierecht niet had betaald. De opposant ging in verzet, maar vroeg niet om een zitting.

De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de eerdere beslissing terecht was. De rechtbank stelt vast dat de opposant op 3 juli 2022 een aangetekende brief had ontvangen waarin hij werd herinnerd aan de betaling van het griffierecht. Deze brief was retour gekomen omdat het poststuk was geweigerd. De rechtbank had de brief vervolgens op 22 juli 2022 opnieuw per gewone post verzonden, waardoor de opposant tot 1 augustus 2022 de tijd had om het griffierecht te voldoen. De rechtbank concludeert dat het verzuim van de opposant hem zelf is toe te rekenen, aangezien hij niet had gezorgd voor de betaling.

De rechtbank oordeelt dat de enkele stelling van de opposant dat hij de betaling was vergeten, geen verschoonbare reden is. Daarom blijft de eerdere uitspraak van 5 september 2022 in stand en verklaart de rechtbank het verzet ongegrond. De beslissing is openbaar uitgesproken op 2 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2351-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2023 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht van 12 april 2022.
In de uitspraak van 5 september 2022 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 5 september 2022 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposant het griffierecht niet heeft betaald. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 5 september 2022 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 5 september 2022 niet juist omdat hij de aangetekende brief uiteindelijk heeft ontvangen nadat deze was teruggestuurd naar de afzender. Opposant stelt dat het ergens in het proces is misgegaan om tot betaling over te gaan. Waarschijnlijk omdat hij het niet in zijn agenda heeft gezet en dit dus compleet over het hoofd heeft gezien.
4. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat dit verzuim opposant niet is toe te rekenen. Zoals ook in de uitspraak van 5 september 2022 is overwogen heeft de rechtbank opposant op 3 juli 2022 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat opposant het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank. Deze herinnering is retour gekomen met als reden dat het poststuk is geweigerd. De rechtbank heeft de brief van 3 juli 2022 vervolgens per normale postzending naar opposant gestuurd op
22 juli 2022. Dit betekent dat opposant tot en met 1 augustus 2022 de tijd had om het griffierecht te voldoen. Dat opposant niet tot betaling is overgegaan dient voor zijn risico te komen. De enkele stelling dat hij niet tot betaling is overgegaan omdat hij dit niet in zijn agenda heeft gezet, is geen verschoonbare reden.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van
5 september 2022 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.