Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Rijkswaterstaat Verkeer- en Watermanagement, onderdeel van het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat,
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
‘Roosterwijzigingen nadat het maandelijks vastgestelde rooster definitief is’en luidt (in de achtereenvolgende versies van de Leidraad) als volgt:
‘Op het moment dat roosterwijzigingen noodzakelijk zijn nadat het maandelijks (vastgestelde) rooster is gecommuniceerd, worden deze wijzigingen (met uitzondering van de reservediensten waarvan de tijdstippen nog niet bekend zijn gemaakt) in beginsel alleen met instemming van de werknemer doorgevoerd. In uitzonderingsgevallen waarbij het (dringend) bedrijfsbelang dat noodzakelijk maakt mag uit het oogpunt van goed werknemerschap van de werknemer worden verwacht dat hij instemt met de roosterwijziging. (-) In de regel zal echter in goed overleg een oplossing worden gevonden waarbij werkgever en werknemer zich over en weer als goed werkgever en goed ambtenaar dienen op te stellen. Van de werkgever mag in dit kader worden verwacht dat hij alleen redelijke voorstellen tot wijziging van het rooster doet, voor zover (het) bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt. Van de werknemer mag in dit kader worden verwacht dat hij ingaat op redelijke voorstellen van de werkgever.’
‘behoefte’is aan een late of nachtdienst,
‘voldoende aanleiding (is) om het rooster te wijzigen’. Na vervolgens artikel 4.1 onder C. van de Leidraad te hebben aangehaald, schreef [F] :
‘Ook in een stabiele variant is het mogelijk dat (zich) tijdens het lopende rooster omstandigheden (-) voordoen dat een rooster toch gewijzigd wordt. De stabiele variant is een plankader afspraak omtrent de stap van normrooster naar maandrooster. Na communiceren van het maandrooster geldt gewoon bovenstaande uit de Leidraad (-). Er is dus geen absoluut verbod op roosterwijzigingen in de stabiele variant. Dat is ook onwerkbaar en past niet bij het werken in roosterdienst, in welke variant ook. Om te voorkomen dat dit soort situaties zich vaker voordoen, is het aan te bevelen om niet lange reeksen van reservediensten achter elkaar te plannen. (-) Dat werkt bovenstaande situaties in de hand en is onwenselijk voor zowel werknemer als werkgever.’
‘een willekeurige term als ‘behoefte’ ertoe kan leiden dat een rooster wordt gewijzigd’. De ondernemingsraad meende, anders dan [F] , dat (een gebrek aan) ‘behoefte’ niet
‘voldoende aanleiding is om het rooster te wijzigen’, nu artikel 4.1 onder C. van de Leidraad zo’n wijziging slechts in uitzonderingsgevallen zonder instemming van de werknemer toestaat als dat wegens een dringend bedrijfsbelang noodzakelijk is. De bestuurder deelde dit standpunt niet. In haar reactie van 3 augustus 2022 schreef zij dat, waar de geschetste situatie zich volgens haar slechts af en toe voordoet, vrijwel steeds
‘een bevredigende oplossing’wordt gevonden doordat
‘de tweede reservedienst (-) in overleg met de medewerker (wordt) verplaatst naar een vrije dag’. Volgens de bestuurder bestaat het bedrijfsbelang erin dat medewerkers worden ingezet op een moment dat er
‘behoefte is aan hun dienstverlening’en moet
‘de beschikbare capaciteit (-) worden benut in het kader van de vraag naar onze dienstverlening’. De bestuurder betwijfelde ook of het wel in het belang van de werknemer is om een extra nachtdienst te draaien terwijl er geen werk voor hem is.
‘het totale reservemodel’tegen het licht te kunnen houden ( [B] vond het niet opportuun om daar het door de ondernemingsraad aangekaarte onderwerp uit te lichten), heeft de bestuurder in december 2022 een werkgroep (van zes leden, van wie drie OR-leden) ingesteld en gevraagd om uiterlijk 1 maart 2023 advies uit te brengen. De werkgroep kwam begin februari 2023 voor de eerste keer bijeen. Eind maart 2023 hebben de OR-leden zich uit de werkgroep teruggetrokken, omdat zij er geen vertrouwen in hadden dat consensus zou kunnen worden bereikt. Begin mei 2023 heeft (de trekker van) de werkgroep aan [B] advies uitgebracht. Zij heeft dit advies, voorafgaand aan de zitting van 15 mei 2023, niet met de ondernemingsraad gedeeld. Het advies is ook niet in het geding gebracht.
3.Het verzoek van de ondernemingsraad
4.Het verweer van Rijkswaterstaat
5.De beoordeling van het geschil
de onderneminggeldende voorschriften op het gebied van de arbeidsvoorwaarden’ en van ‘de voorschriften op het gebied van de arbeidsomstandigheden en arbeids- en rusttijden van de in
de ondernemingwerkzame personen’ als bedoeld in artikel 28 lid 1 WOR. Daar staat de GOR buiten. Overigens is gesteld noch gebleken dat andere ondernemers binnen de groep de Leidraad op dezelfde wijze uitleggen en toepassen als de ondernemer in dit geding doet, zodat niet behoeft te worden gevreesd voor een uiteenlopende toepassing van de Leidraad.