ECLI:NL:RBMNE:2023:2752

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
UTR 22/5982
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de indicatie voor individuele begeleiding op basis van de Wmo, met nadruk op zorgvuldigheid en motivering door de gemeente

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 9 mei 2023, wordt het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser, die lijdt aan syndromale craniosynostose en andere aandoeningen, had een aanvraag ingediend voor verlenging van zijn persoonsgebonden budget (pgb) voor individuele begeleiding. De rechtbank oordeelt dat de gemeente, als verweerder, tekort is geschoten in de zorgvuldige beoordeling van de hulpvraag van eiser. De rechtbank stelt vast dat de gemeente bij de behandeling van de aanvraag niet voldoende rekening heeft gehouden met de specifieke omstandigheden van eiser en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar zijn zorgbehoeften. De rechtbank wijst erop dat de gemeente in eerdere jaren een indicatie van 14 uur per week had toegekend, maar dat de behandeling van de aanvraag in het huidige geval anders is verlopen, wat heeft geleid tot onduidelijkheid en frustratie bij eiser en zijn gemachtigde. De rechtbank concludeert dat de gemeente onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de indicatie is verlaagd naar 10 uur per week en dat de communicatie met eiser en zijn gemachtigde tekortschiet. De rechtbank herstelt de indicatie naar 14 uur per week en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van de gemeente. Tevens wordt het griffierecht aan eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5982

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1999, uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: M. Bergkamp),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen

(gemachtigde: M. Vinagre de Freitas).

Inleiding en procedure

1. Eiser is geboren met de erfelijke afwijking syndromale craniosynostose. Hierdoor heeft hij te maken met veel klachten en beperkingen, waaronder structurele hoofdpijnen, afwijkingen van zijn gezicht, handen en voeten en is hij beperkt in de fijne motoriek. Ook is sprake van ernstige energetische beperkingen. In 2013 is ook de diagnose Asperger en ADHD gesteld. Eiser woont bij zijn moeder. Zij is ook zijn zorgverlener en zijn gemachtigde in deze procedure. In deze uitspraak wordt zij verder (de) gemachtigde genoemd.
2. Tot 2013 speelde ook eisers vader een belangrijke verzorgende rol in eisers leven. In 2013 verliet vader het gezin en keerde terug naar Engeland. Vanaf dat moment had eisers gemachtigde de volledige zorg voor eiser en zijn zus. De echtscheidingsprocedure heeft geduurd tot eind 2019. In 2019 zijn eiser en zijn gemachtigde in bijstandbehoevende omstandigheden terecht gekomen. In die tijd is hun situatie door de gemeente opgepakt en heeft de gemachtigde op aanraden van de afdeling participatie van de gemeente in plaats van een bijstandsuitkering, een persoonsgebonden budget (pgb) aangevraagd voor de begeleiding die de gemachtigde verleent aan eiser. [1] Verweerder heeft vervolgens vanaf 1 maart 2019 een indicatie afgegeven op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) ter hoogte van het bijstandsniveau, zijnde een maandelijks (bruto) bedrag van zo’n € 1.213,-. Er werd aldus een indicatie gegeven voor 14 uur per week individuele begeleiding in de vorm van een pgb, tegen een tarief van € 20,- per uur. Uit de stukken blijkt dat destijds welbewust is besloten tot deze oplossing waarbij niet zozeer is gekeken naar de zorg die eiser nodig had, maar is aangesloten bij de noodzaak van een inkomen voor eisers gemachtigde. [2] Verweerder heeft dit ter zitting ook bevestigd.
3. Verweerder heeft de in 2019 toegekende indicatie vervolgens driemaal verlengd, laatstelijk tot 28 februari 2022. Hierbij heeft verweerder vrijwel geen onderzoek gedaan naar de situatie en de hulpvraag van eiser. Gemachtigde heeft hierover in bezwaar geschreven dat in deze periode twee keer een keukentafelgesprek/huisbezoek is geweest en één telefonisch onderhoud.
4. Op 17 februari 2022 heeft gemachtigde een mail gestuurd waarin zij aangeeft dat eiser die dag een aanvraag om verlenging van zijn pgb zal doen. Op 22 februari 2022 is de ontvangst van deze mail en de aanvraag van eiser om verlenging van het pgb bevestigd. In het ‘Persoonlijk plan PGB’ dat eiser daarbij heeft ingediend geeft hij aan dat zijn hulpvraag niet fundamenteel anders is dan het jaar daarvoor en dat hij ervan uitgaat dat hij evenveel steun nodig heeft. Eiser vraagt in het pgb-plan om individuele begeleiding voor 15 uur per week in de vorm van een pgb met een tarief van € 22,-. Op 9 en 17 mei 2022 hebben gesprekken tussen gemachtigde en de Wmo-consulent plaatsgevonden en heeft de Wmoconsulent gemachtigde gevraagd om een overzicht van de uren individuele begeleiding per week (hierna: het urenoverzicht). Dit overzicht heeft zij op 24 mei 2022 ingediend. Op 25 mei 2022 is een ondersteuningsplan opgesteld.
5. Met het besluit van 15 juni 2022 (primaire besluit) heeft verweerder voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 juli 2022 een indicatie van 14 uur per week begeleiding individueel toegekend in de vorm van een pgb. Over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 juli 2023 heeft verweerder 10 uur per week individuele begeleiding toegekend in de vorm van zorg in natura. Op 19 september 2022 heeft verweerder het besluit van 15 juni 2022 gewijzigd in die zin dat de begeleiding individueel over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 juli 2023 ook in de vorm van een pgb is toegekend.
6. Met het bestreden besluit van 15 november 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder onder overneming van het advies van de commissie bezwaarschriften gemeente Ronde Venen (sociale kamer) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tegen dit besluit richt zich het beroep.
7. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 20 maart 2023 gereageerd.
8. De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Over de wijze waarop verweerder het besluit heeft genomen
10. Eiser heeft aangevoerd dat er geen zorgvuldige beoordeling van de hulpvraag heeft plaatsgevonden omdat de insteek van verweerder vooral werd gedreven door vooringenomen bezuinigingsacties waarbij werd gezocht naar een manier om op de indicatie te korten. Er waren meerdere telefoongesprekken waarvan niet duidelijk was wat de bedoeling ervan was. De behandeling van eiser en zijn gemachtigde week in allerlei opzichten af van de voorgaande jaren toen een tien minuten durend gesprek voldoende was om de verlenging goed te keuren. Vanuit de optiek van eiser zou zorgvuldig handelen er anders uit hebben gezien. Verweerder zou verantwoordelijkheid hebben moeten nemen voor de vertraging en had de verlenging meteen kunnen goedkeuren gebaseerd op de drie eerdere jaren. De toekenning had gepaard kunnen gaan met het inplannen van een evaluatiemoment ter voorbereiding op de volgende aanvraag. Zo zou verweerder vertrouwen hebben opgebouwd, ook voor de transitie naar een ander (zorg)systeem als dat aan de orde zou zijn. Verder had verweerder kunnen vragen wat nodig is om de steun en begeleidingstaak uit te kunnen voeren in plaats van een ondersteuningsplan op te leggen dat niet uitvoerbaar is en eiser te verplichten dit te ondertekenen zodat zijn aanvraag in behandeling genomen kan worden.
11. De rechtbank is van oordeel dat, in het licht van de voorgeschiedenis van deze zaak, verweerder op meerdere punten tekort is geschoten in het op een zorgvuldig wijze afhandelen van eisers verlengingsaanvraag. Hieronder legt de rechtbank dit verder uit.
12. De rechtbank stelt vast dat uit de gang van zaken zoals omschreven onder ‘Inleiding en procedure’ blijkt dat de wijze waarop verweerder deze verlengingsaanvraag heeft behandeld totaal anders was dan in de voorafgaande jaren. Verweerder heeft dit ter zitting ook bevestigd en heeft toegelicht dat bij de behandeling van deze aanvraag het inkomen van de gemachtigde niet meer centraal stond maar de zorg- en hulpvraag van eiser. De rechtbank oordeelt dat verweerder tekort is geschoten in de communicatie richting eiser en zijn gemachtigde over deze gewijzigde opstelling. Gezien de gang van zaken in de drie voorafgaande jaren, waarbij het de gemeente zelf is geweest die de constructie met het pgb heeft aangeraden, had in dit opzicht meer van verweerder mogen worden verwacht. Uit de stukken blijkt dat pas nadat de brieven van 5 en 10 mei 2022 van eisers gemachtigde als klacht door de gemeente in behandeling waren genomen, expliciet duidelijk werd wat de reden was van de gewijzigde opstelling van verweerder. Medio juni 2022 ontving gemachtigde het verslag van een gesprek op 7 juni 2022 met M. Vinagre de Freitas, in het kader van de afhandeling van deze klacht. Daarmee werd duidelijk dat de reden van de gewijzigde opstelling was gelegen in het feit dat men vond dat er in het verleden te makkelijk een indicatie was toegekend en dat er nu goed onderzoek moest worden gedaan. Eiser en zijn gemachtigde zijn door gebrek aan communicatie te lang in het ongewisse gelaten over wat hen te wachten stond wat veel onzekerheid, frustratie, stress en wantrouwen tot gevolg heeft gehad.
13. Verder acht de rechtbank het onzorgvuldig dat verweerder bij de boordeling van eisers aanvraag de insteek lijkt te hebben gehad te komen tot een korting van het aantal uren omdat men vond dat in het verleden te makkelijk een indicatie was toegekend en die indicatie erg hoog was. Dit blijkt uit de hiervoor al genoemde verslagen van de klachtgesprekken op 31 mei 2022 en 7 juni 2022. Bij de beoordeling van een aanvraag om ondersteuning op grond van de Wmo moet de insteek zijn de hulpvraag van de cliënt, welke problemen er zijn en welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager en/of het zich kunnen handhaven in de samenleving. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat bij de behandeling van deze aanvraag de insteek was om te komen tot een verlaging van de voorheen toegekende uren. Dit getuigt van een onzorgvuldige en weinig objectieve/vooringenomen benadering van eisers hulpvraag waardoor bij eiser en zijn gemachtigde de indruk is ontstaan dat koste wat het kost op het pgb moest worden gekort. In dat kader acht de rechtbank het ook onzorgvuldig dat er op geen enkel moment met eiser zelf is gesproken over zijn hulp- en zorgvraag en dat alle communicatie via zijn zorgverlener/moeder verliep. Dat verweerder zelf geen onderzoek heeft gedaan maar de indicatie heeft gekort aan de hand van het door gemachtigde op verzoek opgestelde urenoverzicht acht de rechtbank eveneens onzorgvuldig. Immers, in de e-mail van verweerder van 23 mei 2022 (van de Wmo-consulent) staat het volgende:
Wat ik graag zou willen weten hoe de 15 uur per week begeleiding worden ingedeeld door u?
Hoe ziet een week van 15 uur begeleiding eruit?
De rechtbank acht dan ook voorstelbaar dat de gemachtigde er bij het opstellen van het urenoverzicht van uitging dat de verlenging toegekend zou worden voor de gevraagde 15 uren (of in ieder geval de 14 uren die de jaren ervoor steeds waren toegekend). Niet kan worden uitgesloten dat zij dacht dat zij met dat urenoverzicht een verantwoording moest geven van die eerder toegekende uren dan wel het aantal uren waarom eiser nu had verzocht, zodat opnieuw op eenvoudige wijze een toekenning van de indicatie ter hoogte van (ongeveer) bijstandsniveau zou volgen zoals in het verleden, en dat zij niet zozeer heeft aangesloten bij de daadwerkelijke zorg voor eiser. De rechtbank acht de werkwijze van verweerder temeer onzorgvuldig, nu verweerder ‑ nadat gemachtigde op 24 mei 2022 dit urenoverzicht had ingediend ‑ zonder verder overleg het besluit van 16 juni 2022 heeft genomen, althans van zo’n overleg blijkt niet uit de stukken.
14. De wijze waarop verweerder eisers aanvraag heeft behandeld is dan ook in strijd met dat wat van een zorgvuldig handelende overheid mag worden verwacht.
15. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder het besluit waarbij de indicatie is verlaagd onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en dat dit besluit onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank zal dat hieronder verder uitleggen.
De verlaging van het aantal uren is onzorgvuldig onderzocht en gemotiveerd
16. Verweerder heeft met het primaire besluit van 15 juni 2022 voor de periode van 1 maart 2022 tot en met 31 juli 2022 14 uur per week begeleiding individueel toegekend in de vorm van een pgb. Over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 juli 2023 heeft verweerder 10 uur per week begeleiding individueel toegekend ook in de vorm van een pgb.
17. Verweerder verwijst in dit besluit naar een plan van aanpak dat door eiser zou zijn gelezen en zou zijn ondertekend. De rechtbank gaat er vanuit dat verweerder hiermee doelt op het ondersteuningsplan van 25 mei 2022. Anders dan verweerder in het primaire besluit veronderstelt heeft eiser het ondersteuningsplan niet getekend voor zover het de indicatie betreft vanaf 1 augustus 2022.
18. In het ondersteuningsplan staat - summier ‑ toegelicht op welke gronden de indicatie van 14 naar 10 uur gaat. Voor zover van belang staat in het ondersteuningsplan dat:
  • verweerder de 120 minuten per week voor vervoer naar studie in mindering brengt omdat vervoer naar onderwijs niet onder de Wmo valt en kan worden aangevraagd bij het UWV;
  • de tijd die wordt besteed aan vervoer naar medische afspraken niet onder de Wmo valt maar kan worden aangevraagd bij de zorgverzekeraar;
  • wat betreft de 30 minuten voor voorbereiding begeleiding studieadviseur verweerder ervan uitgaat dat de studieadviseur eiser hierin kan ondersteunen;
  • verweerder de 120 minuten per week die worden besteed aan ‘huiselijke zekerheid’ in mindering brengt omdat dit gebruikelijke zorg is.
19. Verweerder heeft met het besluit van 15 november 2022 de vermindering van het aantal uren gehandhaafd en daarbij verwezen naar de motivering in het ondersteuningsplan. Verweerder is daarbij echter in het geheel niet ingegaan op wat eiser in bezwaar (onder paragraaf 7.2.1) heeft aangevoerd over de onjuiste en onvolledige onderbouwing van de aftrek van uren. De rechtbank oordeelt dat reeds hierom het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Verder heeft verweerder ter zitting toegelicht dat, in tegenstelling tot wat er in het ondersteuningsplan ‑ waar het bestreden besluit naar verwijst ‑ staat, er voor het vervoer naar medische afspraken geen uren in mindering zijn gebracht. Op dit punt kleeft aan het bestreden besluit eveneens een motiveringsgebrek.
20. Verder heeft verweerder aanvankelijk gesteld dat hij het urenoverzicht als uitgangspunt heeft genomen, maar dat volgt de rechtbank niet. Verweerder zou dan de voornoemde 4,5 uur hebben moeten aftrekken van de 15:52 uur die in dat overzicht zijn verantwoord. Dan zou zo'n 11,5 uur toegekend moeten zijn. Uit het ondersteuningsplan en de besluitvorming in combinatie met verweerders toelichting ter zitting volgt dat hij bij het vaststellen van de hoogte van de nieuwe indicatie de voorheen toegekende 14 uur per week als uitgangspunt heeft genomen. Daarop heeft hij in totaal 4,5 uur in mindering gebracht (120 minuten voor vervoer naar studie, 30 minuten voorbereiding studieadviseur en 120 minuten huiselijke zekerheid). Op de vraag waarom verweerder slechts 4 uur heeft afgetrokken en tot een indicatie van 10 uur is komen, heeft verweerder toegelicht dat de 9,5 uur die overbleven (na aftrek van de genoemde 4,5 uur) naar boven zijn afgerond. Dat is nergens uit op te maken, zodat de rechtbank verweerders besluitvorming ook op dit punt weinig inzichtelijk acht.
21. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit op meerdere punten niet zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is daarom al gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
22. Ter voorlichting aan partijen gaat de rechtbank hieronder nog in op de motivering die verweerder aan het verlagen van de indicatie ten grondslag heeft gelegd en wat eiser daartegen heeft aangevoerd.
Begeleiding bij vervoer/onderwijs
23. Voor vervoer naar studie heeft verweerder 120 minuten per week in mindering gebracht op de indicatie omdat volgens verweerder vervoer naar school niet onder de Wmo valt maar kan worden aangevraagd bij het Uwv.
24. Eiser voert aan hij vier keer per week door zijn gemachtigde met de auto naar zijn studie in Amsterdam wordt gebracht. Terug gaat hij met het openbaar vervoer. Het Uwv heeft op 21 november 2022 een kilometervergoeding toegekend voor het vervoer per auto van € 202,27 per maand. Met deze vergoeding zijn de kilometerkosten gedekt maar niet de begeleiding door gemachtigde. De toekenning van het Uwv bevestigt ook de noodzaak van de begeleiding naar de studie toe om daar in alle rust aan te komen, aldus eiser.
25. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de feitelijke (medisch noodzakelijke) vervoerskosten (dus de vergoeding per gereden kilometer) niet voor vergoeding op grond van de Wmo in aanmerking komen. Verweerder heeft echter miskend dat eiser ook een vergoeding heeft gevraagd voor de kosten van individuele begeleiding tijdens het vervoer. In dit verband heeft eiser toegelicht dat tijdens de rit naar de Hogeschool van Amsterdam ook aandacht wordt besteed aan het voorbespreken van wat hem op zijn opleiding te wachten staat, het bespreken en kaderen van sociale interacties aldaar, waarbij een essentieel onderdeel van de begeleiding is om te blijven focussen op de vaardigheden die essentieel zijn voor eisers zelfredzaamheid.
26. De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte niet heeft beoordeeld of deze begeleiding naar zijn aard en inhoud individuele begeleiding is die op grond van de Wmo voor vergoeding in aanmerking komt. Wáár eiser deze begeleiding krijgt tijdens vervoer naar zijn opleiding of elders - is voor beantwoording van die vraag niet relevant. Verweerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd waarom deze begeleiding niet voor vergoeding op grond van de Wmo in aanmerking komt.
27. Over de afbakening tussen begeleiding bij onderwijs en begeleiding in het kader van de Wmo is van belang dat begeleiding alleen voor studie niet voor vergoeding op grond van de Wmo in aanmerking komt. In dat geval is de school of opleiding aan zet. Maar is de begeleiding niet alleen nodig voor ondersteuning bij onderwijs dan kan die begeleiding in sommige gevallen wel onder de Wmo vallen. Te denken valt aan begeleiding bij sociale vaardigheden en sociaal contact, plannen, structuren of het handelen en reageren in nieuwe situaties. De begeleiding richt zich dan op het dagelijks leven van de cliënt, waar de studie een onderdeel van is. Van belang is dat de beperkingen en ondersteuningsbehoefte goed en vooral concreet in kaart wordt gebracht. Daarbij hoort ook onderzoek naar wat een onderwijsinstelling zelf kan bieden (afstemmen). [3] Dat onderzoek heeft verweerder in deze zaak niet gedaan. Niet duidelijk is immers of de verlangde en benodigde ondersteuning al dan niet geboden kan worden vanuit de onderwijsinstelling. Evenmin is onderzocht welke ondersteuning de onderwijsinstelling concreet kan bieden en welke niet, en waarom dat zo is.
28. Het bestreden besluit is op dit punt dan ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Voorbereiden gesprekken met de studieadviseur
29. Eiser krijgt begeleiding van een studieadviseur. Gemachtigde heeft in het urenoverzicht 30 minuten opgenomen voor het voorbereiden van de gesprekken met deze studieadviseur. Deze 30 minuten zijn door verweerder niet toegekend, omdat verweerder meent dat de studieadviseur met de expertise die hij/zij heeft eiser hierin kan ondersteunen.
30. De rechtbank oordeelt dat verweerders standpunt dat deze uren niet voor vergoeding in aanmerking komen onvoldoende is gemotiveerd. Eiser heeft toegelicht dat het nodig is om hem te begeleiden en te ondersteunen bij de gesprekken die hij met zijn studieadviseur heeft. Het is nodig om deze gesprekken voor te bereiden omdat eiser moet leren aandacht te vragen bij de studieadviseur voor de problemen waar hij tegenaan loopt. Gemachtigde heeft betoogd dat eiser gezien zijn aandoening niet wil opvallen en geen aandacht wil vragen en deze aandoening in combinatie met zijn autisme maakt begeleiden, stimuleren en activeren nodig, zodat eiser leert voor zichzelf op te komen. De stelling van verweerder dat de studieadviseur in deze begeleiding kan voorzien, is op geen enkele manier onderbouwd en volgt de rechtbank daarom niet. Ook hier geldt dat verweerder moet beoordelen of deze begeleiding naar zijn aard en inhoud individuele begeleiding is die op grond van de Wmo voor vergoeding in aanmerking komt. Van belang is voorts ook hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen over de afbakening tussen begeleiding bij onderwijs en begeleiding in het kader van de Wmo.
31. Het bestreden besluit is ook op dit punt onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
Vervoer naar en begeleiding bij medische afspraken
32. In het ondersteuningsplan staat dat vervoer naar medisch afspraken niet onder de Wmo valt, maar kan worden gedeclareerd bij de zorgverzekeraar of de belastingdienst. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij voor vervoer naar medische afspraken geen uren in mindering brengt. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat tussen partijen vaststaat dat verweerder deze uren (ook in de toekomst) zal moeten indiceren, wat de rechtbank onderschrijft.
33. Ten overvloede wijst de rechtbank op de door eiser overgelegde brief van 12 juni 2019 waaruit blijkt dat Menzis de vervoerskosten niet vergoedt. Bovendien geldt ook hier dat het eiser niet alleen gaat om de vervoerskosten maar ook om begeleiding voorafgaand aan en tijdens de medisch afspraken. In bezwaar heeft eiser erop gewezen dat de reis erheen een goed moment is om te herhalen wat eiser van de afspraak verwacht, hoe hij zijn klachten kan uitleggen en wat hij wil weten en de terugweg is een goed moment voor de nabespreking/evaluatie. Ook hier is van belang of deze begeleiding naar zijn aard en inhoud individuele begeleiding is die op grond van de Wmo voor vergoeding in aanmerking komt. Opnieuw is niet relevant waar eiser deze begeleiding krijgt. Begeleiding bij zorgafspraken kan onder de reikwijdte van de Wmo vallen, als uit onderzoek blijkt dat dit voor de cliënt noodzakelijk is.
Huiselijke zekerheid
34. Verweerder heeft in het ondersteuningsplan vastgesteld dat van de 14 uur individuele begeleiding per week 120 minuten wordt besteed aan wat de gemachtigde ‘huiselijke zekerheid’ noemt. Verweerder heeft dit aangemerkt als gebruikelijke zorg en heeft daarom die 120 minuten in mindering gebracht op de indicatie.
35. Eiser voert aan dat verzocht is om 14 uur per week (dus twee uur per dag en niet twee uur per week) voor het bieden van ‘huiselijke zekerheid’ en dat dit geen gebruikelijk zorg is. Eiser wordt de zekerheid en stabiliteit geboden van een reilend en zeilend huishouden waarin koken, boodschappen, wassen, schoonmaken, onderhoud grotendeels voor hem worden gedaan. Dit is een cruciaal onderdeel van de steun en voedt de doelstellingen: stabiliteit en zelfstandig wonen. Eiser wijst erop dat de uren ‘huiselijke zekerheid’ (2 uur per dag) in het urenoverzicht apart staan aangegeven en geen onderdeel vormen van de uren (15:52 uur per week) voor individuele begeleiding.
36. De rechtbank stelt vast dat de term ‘huiselijke zekerheid’ geen juridische term is maar dat eiser deze term in het urenoverzicht heeft gebruikt om huishoudelijke activiteiten te duiden die door gemachtigde voor hem worden gedaan. Het gaat om boodschappen, wassen, schoonmaken en koken. Verder stelt de rechtbank vast dat naast genoemde 15:52 uur individuele begeleiding, in het urenoverzicht staat dat er 14 uur per week (120 minuten per dag) huiselijke zekerheid wordt geboden. Zoals eiser ook stelt, volgt hieruit dat de 14 uur voor ‘huiselijke zekerheid’ geen onderdeel uitmaakt van de genoemde 15:52 uur voor individuele begeleiding. Voor zover verweerder 120 minuten per week voor ‘huiselijke zekerheid’ als onderdeel van de individuele begeleiding heeft aangemerkt en als gebruikelijke zorg in mindering heeft gebracht op de indicatie, is dit dus ten onrechte.
37. Ter zitting heeft verweerder nog toegelicht dat de aftrek van 120 minuten per week voor ‘huiselijke zekerheid’ verwijst naar de uren genoemd in het urenoverzicht onder 5 (‘faciliteren van persoonlijke zelfredzaamheid’). Deze uren moeten volgens verweerder als gebruikelijke zorg worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat, nog daargelaten dat verweerder dit pas ter zitting en dus te laat naar voren heeft gebracht, verweerder dit standpunt onvoldoende heeft gemotiveerd. Allereerst heeft verweerder niet kunnen uitleggen waarom de onder 5 van het urenoverzicht genoemde punten als gebruikelijke hulp moeten worden aangemerkt. Het ligt op de weg van verweerder om, kijkend naar de aard en inhoud van de onder 5 genoemde punten, te beoordelen of die zorg als gebruikelijke zorg of als begeleiding in de zin van de Wmo moet worden aangemerkt. Bovendien heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij niet alle onder 5 genoemde punten in het urenoverzicht als gebruikelijk zorg heeft aangemerkt. Verweerder heeft evenwel niet kunnen uitleggen welke punten hij wel en welke niet op de indicatie in mindering heeft gebracht. Ook op dit punt is het bestreden besluit dus ondeugdelijk gemotiveerd.
Gebruikelijke zorg
38. In het urenoverzicht heeft eiser - naast de 15:52 uur individuele begeleiding - aangegeven dat er 14 uur per week (120 minuten per dag) ‘huiselijke zekerheid’ wordt geboden. Het gaat om huishoudelijke activiteiten zoals koken, boodschappen doen, wassen, schoonmaken en onderhoud. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat die activiteiten als gebruikelijke hulp moeten worden aangemerkt en legt dat hieronder uit.
39. Ingevolge artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wmo 2015 wordt verstaan onder gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Ten aanzien van de invulling van het begrip gebruikelijke hulp zullen de gemeenten beleid moeten ontwikkelen. [4]
40. Verweerder heeft in paragraaf 3.1.3 van de Nadere regels en beleidsregels maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2021 het volgende vastgesteld:
Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan de normale dagelijkse hulp die de partner en andere huisgenoten (waaronder kinderen) geacht worden elkaar te bieden omdat ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Van gebruikelijke hulp is sprake als in het huishouden een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht om ‑ voor zover van belang het huishouden over te nemen.
(…)
Indien een persoon huisgenoten heeft die in staat zijn om de huishoudelijke taken over te nemen, dan wordt verondersteld dat zij deze taken overnemen. Dit principe is gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een leefeenheid gezamenlijk verantwoordelijk is voor het huishoudelijke werk (het draaiende houden van een huishouden). Van iedere volwassene wordt verwacht dat zij naast andere dagelijkse bezigheden (werk, vrije tijd, enz.) een huishouden kunnen voeren. Indien een huisgenoot vanwege beperkingen uitvalt, wordt verwacht dat een andere huisgenoot deze taken overneemt. Dit geldt voor alle huisgenoten van 18 jaar en ouder.
41. De rechtbank oordeelt dat verweerder de genoemde huishoudelijke werkzaamheden terecht heeft aangemerkt als gebruikelijke hulp, gelet op de aard ervan en de mogelijkheden van gemachtigde om die ondersteuning te bieden.

Conclusie en gevolgen

42. Uit alles wat de rechtbank hiervoor heeft vastgesteld en overwogen volgt dat het bestreden besluit op meerdere punten in strijd is met het zorgvuldigheidbeginsel en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Gezien de specifieke omstandigheden van dit individuele geval oordeelt de rechtbank dat het opdragen van een nader onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van eiser in een periode in het verleden niet de aangewezen weg is. Bovendien is de situatie van eiser inmiddels gewijzigd in die zin dat hij meerdere operaties zal moeten ondergaan waardoor zijn ondersteuningsbehoefte naar alle waarschijnlijkheid zal toenemen. Verweerder heeft ter zitting ook aangegeven dat in overleg (met eiser en met zijn gemachtigde) naar de toekomst kan worden gekeken. Ter zitting heeft verweerder dan ook toegezegd dat naar aanleiding van de brief van 20 maart 2023 een nieuwe melding in behandeling zal worden genomen. Aan hand daarvan zal de wijziging in de situatie van eiser worden bekeken en zal worden beoordeeld wat dat voor de indicatie betekent.
43. De rechtbank zal de indicatie waarop eiser recht heeft zelf vaststellen, om zo het geschil definitief te beslechten. De rechtbank zoekt daarbij aansluiting bij de laatste niet in geschil zijnde indicatie van 14 uur per week. Dit betekent dat de rechtbank het besluit van 15 juni 2022 zal herroepen voor zover daarbij aan eiser met ingang van 1 augustus 2022 een maatwerkvoorziening voor individuele begeleiding van 10 uur per week is verstrekt. De rechtbank bepaalt dat eiser over de periode van 1 augustus 2022 tot en met 30 juli 2023 een maatwerkvoorziening individuele begeleiding van 14 uur per week wordt verstrekt in de vorm van een pgb tegen een tarief van € 20,-, zijnde het maximale tarief dat kan worden toegekend. [5]
44. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 15 november 2022;
  • voorziet zelf in de zaak als overwogen onder 43 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • herroept het primaire besluit van 15 juni 2022;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie p. 6 van het ondersteuningsplan.
2.Zie het verslag van het gesprek op 31 mei 2022 met [Wmo-consulent] (hierna: Wmo-consulent) in het kader van een klacht ingediend door eisers gemachtigde.
3.Zie artikel 2.3.5, vijfde lid, onder d van de Wmo en Kamerstukken II 2013/14, 33841, nr. 3, p. 2.
4.Dit volgt uit de Memorie van Toelichting; Kamerstukken II 2013/2014, 33 841, nr. 3 p. 114.
5.Artikel 10, derde lid, aanhef en onder c, van Verordening maatschappelijke ondersteuning De Ronde Venen 2020.