ECLI:NL:RBMNE:2023:281

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
10001516 UC EXPL 22-4818
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige hinder door geluidsoverlast van warmtepomp tussen buren

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland is gebracht, vorderen eisers, buren van gedaagden, een verklaring voor recht dat de plaatsing van een warmtepomp door gedaagden onrechtmatige hinder veroorzaakt. Eisers stellen dat de warmtepomp, die vlak onder hun slaapkamerraam is geplaatst, een continue lage bromtoon produceert die hen in hun woongenot belemmert. Ondanks dat gedaagden verschillende maatregelen hebben genomen om het geluid te reduceren, ervaren eisers nog steeds hinder, wat leidt tot stress en gezondheidsklachten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er deskundigenonderzoek noodzakelijk is om te bepalen of de warmtepomp inderdaad meer dan 40 decibel produceert, zoals door eisers wordt gesteld, en of de hinder onrechtmatig is. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het aantal en de deskundigheid van de te benoemen deskundige(n) en de vragen die aan deze deskundige(n) voorgelegd moeten worden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10001516 UC EXPL 22-4818 SGK/44740
Vonnis van 18 januari 2023
inzake

1.[eiser 1] ,

wonend in [woonplaats]
2.
[eiser 2],
wonend in [woonplaats] ,
verder samen ook te noemen: [eiser 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R. de Vries van Stichting Univé Rechtshulp,
tegen:

1.[gedaagde 1] ,

wonend in [woonplaats]
2.
[gedaagde 2],
wonend in [woonplaats] ,
verder samen ook te noemen: [gedaagde 1] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. S. van Wamelen van Stichting Achmea Rechtsbijstand.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding van [eiser 1] van 6 juli 2022 met producties 1 tot en met 14;
 de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] van 16 augustus 2022 met producties 1 tot en met 9;
 de akte overlegging producties, tevens inhoudende akte van depot USB-stick van [eiser 1] van 2 augustus 2022;
1.2.
Op 29 november 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig [eiser 1] met gemachtigde mr. R. de Vries en [gedaagde 1] met gemachtigde mr. S. van Wamelen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

Bevoegdheid kantonrechter
2.1.
De kantonrechter stelt vast dat zij op grond van artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) niet bevoegd is om deze zaak te behandelen. De zaak betreft immers een vordering van onbepaalde waarde en er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000,00. Partijen hebben echter te kennen gegeven dat zij in dat geval op de voet van artikel 96 Rv ervoor kiezen dat de kantonrechter het tussen hen gerezen geschil beslecht. Partijen hebben zich uitdrukkelijk hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter voorbehouden. De kantonrechter acht zich gelet op het hiervoor genoemde bevoegd om deze zaak te behandelen, op grond van artikel 96 Rv.
Wat is er aan de hand?
2.2.
[eiser 1] en [gedaagde 1] zijn buren van elkaar. Zij wonen beiden in een nieuwbouwwoning die gebouwd is op een vrije bouwkavel. De bouw van de woning van [eiser 1] was in mei 2018 gereed. De bouw van de woning van [gedaagde 1] is in het najaar 2018 gestart. Op 1 september 2019 hebben [gedaagde 1] een NEFIT lucht-waterwarmtepomp Monoblock 9.0 Kw (hierna: de warmtepomp) geplaatst aan de zijkant van hun woning.
2.3.
[eiser 1] ervaren geluidshinder van de warmtepomp. Zij stellen dat de warmtepomp vlak onder hun slaapkamerraam is geplaatst, gericht op hun terras en woonkeuken en de warmtepomp een continue lage bromtoon produceert die op verschillende momenten van de dag zowel in hun tuin als in hun woning te horen is. Sinds het najaar 2019 hebben [eiser 1] regelmatig melding gedaan bij [gedaagde 1] van geluidsoverlast. [gedaagde 1] hebben in de loop der tijd diverse maatregelen genomen om het geluid dat de warmtepomp produceert te verminderen en te dempen, maar [eiser 1] ervaren nog steeds geluidshinder met – zo stellen zij – in alsmaar toenemende mate stress en gezondheidsklachten tot gevolg.
[eiser 1] stellen dat [gedaagde 1] onrechtmatige hinder veroorzaken en vorderen zodoende in deze procedure bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, een verklaring voor recht dat met het plaatsen van de warmtepomp door [gedaagde 1] een onrechtmatige toestand is ontstaan, die bijgevolg ook weer door [gedaagde 1] dient te worden opgeheven, [gedaagde 1] te veroordelen tot opheffing van de onrechtmatige toestand en tot betaling van € 462,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van voldoening en tot slot [gedaagde 1] te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure.
2.4.
[gedaagde 1] hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwisten dat er sprake is van onrechtmatige hinder. Volgens [gedaagde 1] is door de genomen maatregelen het geluid afkomstig van de warmtepomp zeer beperkt en is het causale verband tussen de door [eiser 1] ervaren geluidshinder en de warmtepomp niet aangetoond. Op momenten dat [eiser 1] volgens het logboek geluidshinder hebben ervaren, draaide de warmtepomp niet en op de door [eiser 1] overgelegde video-opnamen is tevens omgevingsgeluid te horen en schommelt het aantal decibel terwijl het geluid van de warmtepomp monotoon is. Dit betekent volgens [gedaagde 1] dat het geregistreerde geluidsniveau niet alleen afkomstig kan zijn van de warmtepomp. [gedaagde 1] voeren verder aan dat zij reeds ontzettend veel aanpassingen aan en om de warmtepomp hebben gedaan om [eiser 1] tegemoet te komen, maar [eiser 1] hebben zelf geen schadebeperkende maatregelen genomen.
[gedaagde 1] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser 1] in hun vorderingen althans hen de vorderingen te ontzeggen, met veroordeling van [eiser 1] in de kosten van deze procedure vermeerderd met de wettelijke rente. Voor zover de kantonrechter de vorderingen wel toewijst, verzoekt [gedaagde 1] het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Hoe oordeelt de kantonrechter?
2.5.
De vraag die in deze procedure beantwoord moet worden is of met het plaatsen van de warmtepomp door [gedaagde 1] een onrechtmatige toestand is ontstaan, die door [gedaagde 1] moet worden opgeheven. De kantonrechter begrijpt dat [eiser 1] hun vordering baseren op artikel 5:37 jo. 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit betekent dat meer specifiek in deze procedure de vraag beantwoord moet worden of [gedaagde 1] met de warmtepomp die zij hebben geplaatst aan de zijkant van hun woning aan [eiser 1] hinder toebrengen door het verspreiden van geluid in een mate of op een wijze die onrechtmatig is.
2.6.
Het staat vast dat de warmtepomp geluid produceert wanneer deze draait. [eiser 1] stellen hiervan hinder te ondervinden. Buren zullen echter in bepaalde mate hinder van elkaar moeten dulden. Of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die met de hinder toebrengende activiteit worden gediend (in dit geval het (duurzaam) verwarmen van de woning) en de mogelijkheid - mede gelet op de daaraan verbonden kosten - en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen. De kantonrechter overweegt als volgt.
2.7.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 1] al verscheidene maatregelen hebben genomen om het geluid dat de warmtepomp produceert te verminderen en te dempen en daarmee de hinder die [eiser 1] daarvan ondervinden te verminderen. Zo hebben [gedaagde 1] onweersproken gesteld dat zij twee geluidskappen op de warmtepomp hebben gemonteerd. Daarnaast hebben zij nieuwe en professionelere voetjes onder de warmtepomp geplaatst zodat de warmtepomp niet tegen de bodem kan resoneren. Verder zijn de ventilator en compressor (de delen van de warmtepomp die geluid produceren) vervangen door een nieuw exemplaar en zijn geluidsabsorberende platen rondom de warmtepomp geplaatst. Daarnaast is de warmtewarmtepomp zo ingesteld dat deze zo min mogelijk geluid maakt. Zo is gekozen voor langere draaisessies met minder geluid in plaats van kortere sessies met meer geluid. Daarnaast is gekozen om de elektrische bijverwarming, die geen geluid maakt, zo vroeg mogelijk in bedrijf te laten komen zodat de warmtepomp buiten minder vaak draait. Tot slot zetten [gedaagde 1] de warmtepomp ’s nachts in “stille mode”. [eiser 1] stellen echter dat zij, ondanks alle maatregelen die door [gedaagde 1] reeds zijn genomen, nog regelmatig geluidshinder ervaren.
2.8.
Om te beoordelen wat de ernst is van de door [eiser 1] ervaren geluidshinder zal de kantonrechter eerst vaststellen wat de frequentie is van de door [eiser 1] ervaren geluidshinder. [eiser 1] hebben een logboek overgelegd met daarin de verschillende momenten waarop zij geluidshinder hebben ervaren. Het door [eiser 1] opgestelde logboek ziet op de periode december 2019 tot juli 2022, maar voor de beoordeling van dit geschil is enkel de ervaren geluidshinder in de periode na augustus 2021 relevant. Toen zijn immers de kast en de geluidsabsorberende platen rondom de warmtepomp geplaatst, wat een geluid reducerend effect heeft. Dit is de laatste door [gedaagde 1] getroffen maatregel. De voor augustus 2021 ervaren geluidshinder is zodoende niet meer representatief.
De kantonrechter stelt op basis van het logboek vast dat de door [eiser 1] ervaren geluidshinder sinds augustus 2021 sterk is afgenomen. In de maanden september tot en met november 2021 en februari 2022 tot en met juli 2022 hebben [eiser 1] slechts enkele keren per maand geluidshinder ondervonden. Bovendien begrijpt de kantonrechter dat de geluidshinder enkel nog overdag wordt ervaren en niet meer in de nacht. Uit het logboek volgt dat [eiser 1] in de maanden december 2021 en januari 2022 vaker geluidshinder hebben ervaren, in december 2021 op zes dagen en in januari 2022 op 12 dagen.
De kantonrechter overweegt dat, zelfs in het geval aangenomen moet worden dat de door [eiser 1] in het logboek genoteerde ervaren geluidshinder telkens afkomstig is van de warmtepomp, hetgeen [gedaagde 1] betwisten, de door [eiser 1] ervaren geluidsoverlast in de periode augustus 2021 tot en met juli 2022 in frequentie – met uitzondering van de maanden december en januari - beperkt was.
[gedaagde 1] hebben tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de warmtepomp in de maanden december en januari vaker te horen is, doordat de warmtepomp op het moment dat het kouder is harder moet draaien en de warmtepomp zodoende in koude maanden vaker (en meer) geluid produceert.
De kantonrechter concludeert hieruit dat, hoewel op basis van het logboek de door [eiser 1] ervaren geluidsoverlast het afgelopen jaar gemiddeld genomen in frequentie beperkt was, een normaal en functioneel gebruik van de warmtepomp met zich brengt dat deze frequentie in het geval van een strenge winter hoger is.
2.9.
Om te beoordelen wat de ernst is van de door [eiser 1] ervaren geluidshinder is echter niet alleen relevant wat de frequentie is van de geluidshinder, maar ook wat het geluidsniveau is dat de warmtepomp veroorzaakt. In artikel 3.8 lid 2 van het Bouwbesluit 2012 is sinds 1 april 2021 vastgelegd dat een warmtepomp maximaal een geluidsniveau van 40 decibel mag veroorzaken op de perceelgrens met het aangrenzend perceel waar een woonbestemming geldt. Hoewel de warmtepomp is geplaatst voor 1 april 2021, is tussen partijen niet in geschil dat deze norm van toepassing is. [eiser 1] verwijzen nog naar de Nederlandse Stichting Geluidshinder, die voorstelt een lagere grenswaarde na te streven dan opgenomen in het Bouwbesluit 2012. Echter, het enkele feit dat De Nederlandse Stichting Geluidshinder dit voorstelt kan niet tot de conclusie leiden dat dit de geldende norm is waaraan getoetst moet worden.
Volgens [eiser 1] veroorzaakt de warmtepomp in hun tuin reeds een geluidsniveau van meer dan 40 decibel, zodat het geluidsniveau dat de warmtepomp veroorzaakt op de perceelgrens ook meer dan 40 decibel zal zijn. Ter onderbouwing van deze stelling hebben zij video-opnamen overgelegd waarop de warmtepomp hoorbaar is en bij enkele opnamen tegelijkertijd een decibelmeter in beeld is die meer dan 40 decibel aangeeft. [gedaagde 1] merken in dit verband echter terecht op dat de waarde die de decibelmeter aangeeft voortdurend schommelt tussen, globaal, 40 en 60 decibel, terwijl de warmtepomp een monotoon geluid maakt. Niet kan worden vastgesteld dat de grote schommelingen die de decibelmeter aangeeft worden veroorzaakt door de warmtepomp. Daarvoor had een zogenoemde 0-meting moet worden gedaan zodat andere omgevingsgeluiden, zoals de wind, vogels en het verkeer dat over de Rijnbrug rijdt eruit zijn gefilterd en dat is niet gebeurd.
Dit leidt ertoe dat vooralsnog niet kan worden vastgesteld dat het geluidsniveau dat de warmtepomp veroorzaakt op de perceelgrens op de momenten dat hij draait meer is dan 40 decibel. Hierdoor kan ook niet worden vastgesteld wat de ernst is van de door [eiser 1] ondervonden geluidshinder van de warmtepomp en of het geluid valt binnen de grenzen van het Bouwbesluit 2012. De kantonrechter acht op dit punt deskundigenonderzoek noodzakelijk.
2.10.
Naar het oordeel van de kantonrechter leidt dit ertoe dat vooralsnog ook niet kan worden vastgesteld of [gedaagde 1] voldoende in het werk hebben gesteld om de geluidshinder (in afdoende mate) weg te nemen en zodoende de schade te beperken. Het staat weliswaar vast dat [gedaagde 1] al verscheidene maatregelen hebben genomen om het geluid dat de warmtepomp produceert te verminderen en te dempen en daarmee de hinder die [eiser 1] daarvan ondervinden te verminderen, maar volgens [eiser 1] zal de door hen ervaren geluidshinder verder verminderen wanneer de warmtepomp wordt verplaatst naar een andere locatie (achterin de tuin). Dat is volgens [eiser 1] de enige aanvaardbare oplossing.
[gedaagde 1] betwisten dit, maar uit de e-mail die zij ter onderbouwing hiervan hebben overgelegd, van het bedrijf dat de warmtepomp heeft geïnstalleerd, volgt enkel ‘dat het verplaatsen van de (buitenunit van de) warmtepomp
niet per definitieeen positieve invloed heeft op het geluid. De omgeving, het weerkaatsen/verplaatsen van het geluid
kaninvloed hebben op het geluid van de warmtepomp en wanneer de warmtepomp in de tuin wordt geplaatst, bestaat
de kansdat het geluid door de wind wordt verplaatst.’ Volgens [gedaagde 1] zal de wind als gevolg van de nabijgelegen rivier de Rijn het geluid van de warmtepomp versterken wanneer de warmtepomp achterin de tuin wordt geplaatst. Dit wordt echter door [eiser 1] weersproken en kan op basis van de hiervoor genoemde e-mail niet worden vastgesteld. De kantonrechter acht ook op dit punt deskundigenonderzoek noodzakelijk. De vraag of verplaatsing aan de orde moet zijn, is vanzelfsprekend afhankelijk van de vraag of en zo ja in welke mate de geluidsnormen uit het Bouwbesluit 2012 worden overschreden.
2.11.
Voordat de kantonrechter overgaat tot het benoemen van een deskundige, zal zij [eiser 1] en [gedaagde 1] in de gelegenheid stellen zich uit te laten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben.
2.12.
De kantonrechter is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige, op het gebied van geluidshinder. De kantonrechter is van plan om aan deze deskundige de volgende vragen te stellen:
Overschrijdt het geluidsniveau van de warmtepomp op het moment dat hij draait de in artikel 3.8 van het Bouwbesluit 2012 opgenomen normen wanneer dit wordt gemeten op de in het Bouwbesluit 2012 aangegeven wijze?
Kunnen er nog extra maatregelen genomen worden om het geluidsniveau dat de warmtepomp veroorzaakt te dempen en te verminderen? Heeft het verplaatsen van de (buitenunit van de) warmtepomp tot gevolg dat het geluidsniveau dat de warmtepomp veroorzaakt op het perceel van de buren vermindert? Zo ja, in welke mate?
Als het antwoord op vraag 2 ‘ja’ luidt: kunt u een indicatie geven welke kosten hiermee (ongeveer) zijn gemoeid?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
2.13.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over aantal, deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - over de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen.
2.14.
De bewijslast van de stelling dat [gedaagde 1] onrechtmatige hinder veroorzaken rust op [eiser 1] . De kantonrechter ziet daarom geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige(n) in beginsel door de eisende partij moet worden gedeponeerd. Dit voorschot zal daarom door [eiser 1] moeten worden betaald.
2.15.
De kantonrechter zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 1 februari 2023 voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over wat is vermeld onder de randnummers 2.11 en 2.12;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.