ECLI:NL:RBMNE:2023:2817
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing verzoek om naturalisatie, gebreken niet hersteld
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om naturalisatie door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het beroep was gegrond, omdat de staatssecretaris de gebreken in het bestreden besluit van 18 augustus 2022 niet binnen de gestelde termijn had hersteld. De rechtbank had eerder, op 20 februari 2023, een tussenuitspraak gedaan waarin de staatssecretaris de gelegenheid kreeg om de geconstateerde gebreken binnen 12 weken te verhelpen. De staatssecretaris heeft echter geen herstelpoging ondernomen en ook geen verzoek tot verlenging van de termijn ingediend.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet in staat was om de gerede twijfel over zijn nationaliteit en identiteit weg te nemen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om eiser te horen en de gebreken te herstellen, maar omdat dit niet is gebeurd, verklaarde de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, rekening houdend met de uitspraak en de eerdere tussenuitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden en veroordeelde de staatssecretaris tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.