Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 3],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
spoedeisendheid
1.079,00
1.079,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de Stichtingen, vertegenwoordigd door [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. [Eiseres] vorderde onder andere toegang tot en gebruiksrecht van Kasteel [het kasteel] en het kasteelappartement, alsook documenten op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen, omdat [eiseres] niet kon aantonen dat zij een rechtmatig belang had bij de gevraagde documenten. De rechter oordeelde dat de vordering op basis van artikel 843a Rv niet aan de voorwaarden voldeed, aangezien [eiseres] onvoldoende had onderbouwd wat de relevantie van de gevraagde bescheiden was voor haar vorderingen. Daarnaast werd opgemerkt dat de vordering tot toegang en gebruiksrecht gelijk was aan een eerdere vordering die door het hof Arnhem-Leeuwarden was afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er een vertrouwensbreuk was tussen partijen en dat er eerst gewerkt moest worden aan herstel van dat vertrouwen voordat [eiseres] toegang kon krijgen tot het kasteel en het landgoed. De kosten van de procedure werden toegewezen aan [eiseres], die als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.