ECLI:NL:RBMNE:2023:2871
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. van Es – de Vries
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, eigenaar van de woning, was het niet eens met de door de heffingsambtenaar van de gemeente vastgestelde waarde van € 1.125.000,- per 1 januari 2021. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 25 februari 2022, waarin deze waarde was vastgesteld, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 19 oktober 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de digitale zitting op 12 april 2023 heeft eiser zich laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van zijn gemachtigde, terwijl de verweerder, de heffingsambtenaar, werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en een taxateur. De rechtbank heeft de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van een taxatiematrix die door de verweerder was overgelegd, waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in de buurt. De rechtbank oordeelde dat de verweerder aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, omdat de referentiewoningen goed vergelijkbaar waren en de taxatiematrix inzichtelijk maakte hoe de waarde was bepaald.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de slechte isolatie van de woning en de specifieke ligging nabij een camping, niet overtuigend geacht. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat deze factoren een waardedrukkend effect hebben. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.