Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser 1], (eiser 1) en,
[eiser 2], (eiser 2),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Urk, (het college),
Inleiding
de bedrijfspanden). Toezichthouders van de gemeente Urk hebben geconstateerd dat de bedrijfspanden worden gebruikt als jeugdhonk. Met het besluit van 2 maart 2022 (
de last onder dwangsom)heeft het college alleen eiser 2 gelast om de bedrijfspanden per direct enkel en alleen te gebruiken voor bedrijfsmatige activiteiten, op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding, met een maximum van € 20.000,--.
de invorderingsbeschikking) vastgesteld dat alleen eiser 2 een dwangsom van € 5.000,-- heeft verbeurd. Eiser 2 moet dit bedrag uiterlijk op 23 april 2022 betalen.
het bestreden besluit), alleen gericht aan eiser 1, heeft het college het bezwaarschrift voor zover dat ziet op de last onder dwangsom nietontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend en niet is gebleken dat eiser 1 daarvoor een goede reden had. Voor zover het bezwaarschrift is gericht tegen de invorderingsbeschikking heeft het college het nietontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift geen gronden zou bevatten tegen de invorderingsbeschikking.
Overwegingen
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep van eiser 1 gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het bezwaarschrift van eiser 1 tegen de invorderingsbeschikking daarin nietontvankelijk is verklaard omdat het geen gronden zou bevatten,
- verklaart het bezwaarschrift van eiser 1 tegen de invorderingsbeschikking nietontvankelijk omdat eiser 1 geen belanghebbende is bij de invorderingsbeschikking, en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- verklaart het beroep van eiser 2 ook gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het bezwaarschrift daarin niet is opgevat als een bezwaar mede namens eiser 2, en draagt het college op om alsnog inhoudelijk te beslissen op de bezwaren van eiser 2;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eisers in beroep tot een bedrag van € 1.674,--;
- draagt het college op om het door eisers betaalde griffierecht van € 184,-- aan eisers te vergoeden.