Op 13 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak over de terugvordering van een onverschuldigde betaling van een WIA-uitkering. Eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), had in september 2021 een spoedbetaling van € 4.000,- ontvangen van het Uwv, naast een nabetaling van € 5.953,-. Het Uwv besloot echter dat deze spoedbetaling verrekend moest worden met de nabetaling, wat leidde tot een terugvordering van het bedrag. Eiseres maakte bezwaar tegen deze terugvordering, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een herzieningsbesluit, maar van een onverschuldigde betaling. Eiseres had recht op de nabetaling, maar de spoedbetaling had niet verrekend moeten worden. De rechtbank concludeerde dat eiseres de betaling van € 4.000,- onterecht had ontvangen en dat het Uwv dit bedrag moest terugvorderen. Eiseres voerde aan dat zij te goeder trouw had gehandeld en dat zij erop vertrouwde dat de ontvangen bedragen correct waren, maar de rechtbank verwierp dit beroep op het vertrouwensbeginsel. Er was geen bewijs dat het Uwv toezeggingen had gedaan die eiseres een gerechtvaardigd vertrouwen konden geven.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het Uwv het gebrek op de zitting had hersteld. Eiseres kreeg recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het Uwv moesten worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de noodzaak voor het Uwv om zorgvuldig om te gaan met uitkeringen en terugvorderingen.