ECLI:NL:RBMNE:2023:2928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
22/5618
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, genomen op 28 september 2021. Eiser had zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 7 december 2022, terwijl de termijn voor het indienen van beroep op 9 november 2021 was verstreken. De rechtbank heeft overwogen dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser niet tijdig heeft gereageerd op het besluit. Eiser stelde dat hij in afwachting was van de afhandeling van een klacht die hij had ingediend bij het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen geldige reden was voor de vertraging. De rechtbank benadrukte dat het indienen van een klacht niet gelijk kan worden gesteld aan het indienen van een beroepschrift en dat de verantwoordelijkheid voor tijdige indiening bij eiser ligt. De rechtbank concludeerde dat er geen verschoonbare omstandigheden waren die de late indiening van het beroepschrift rechtvaardigden, waardoor het beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5618

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
28 september 2021.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 28 september 2021. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 9 november 2021 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 7 december 2022. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser geeft in zijn beroepschrift aan dat hij te laat was met het instellen van beroep, omdat hij in afwachting was van de afhandeling van zijn klacht. Op 4 oktober 2021 heeft eiser een klacht ingediend bij het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (Parket CVOM). Deze klacht is op 7 december 2021 ongegrond verklaard. Op 3 maart 2022 heeft eiser opnieuw een klacht ingediend bij de Nationale Ombudsman over het Parket CVOM. Op 3 november 2022 is op deze klacht gereageerd. Eiser geeft in zijn beroepschrift aan dat hij door deze omstandigheden niet eerder zijn beroepschrift kon indienen.
5. De rechtbank vindt dit geen geldige reden. Dat eiser binnen zes weken na bekendmaking van het besluit een klacht heeft ingediend kan niet gelijk worden gesteld met het indienen van beroep of leiden tot opschorting van de beroepstermijn. Eiser is erop gewezen dat tegen het besluit van 28 september 2021 beroep ingesteld kon worden binnen zes weken na datum van het besluit. Het is dan ook de verantwoordelijkheid van eiser om dit op tijd te doen. Eiser had bijvoorbeeld ook pro forma beroep kunnen indienen. Door eiser is niet aannemelijk gemaakt dat hij niet is staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen bij de rechtbank. De rechtbank overweegt daarbij dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is die door de rechtbank ambtshalve moet worden beoordeeld. Dit brengt met zich dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en het beroep zonder verschoonbare omstandigheid, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2023.
(De rechter is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.