ECLI:NL:RBMNE:2023:3032

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
16/146219-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting wegens onvoldoende bewijs ter ondersteuning van de verklaring van de aangeefster

Op 27 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting van de aangeefster op 19 februari 2022 te Dronten. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. A. Dam, en de raadsman van de verdachte, mr. C.N.G.M. Starmans, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging, die als bijlage aan het vonnis is gehecht, niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De aangeefster had verklaard dat zij met de verdachte in een speeltuin was en dat hij haar had verkracht, terwijl de verdachte ontkende en stelde dat de seksuele handelingen met instemming waren gebeurd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de inconsistenties in de verklaring van de aangeefster, in combinatie met de consistente verklaring van de verdachte en de getuigenverklaringen, onvoldoende basis boden om tot een bewezenverklaring te komen. Daarom is de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte van het tenlastegelegde werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de benadeelde partij in de kosten van de verdachte veroordeeld, die tot op dat moment op nihil zijn begroot.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/146219-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Dam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht, alsmede hetgeen [A] van Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [benadeelde] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 19 februari 2022 te Dronten [benadeelde] heeft verkracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaring van aangeefster [benadeelde] tegenstrijdigheden en inconsistenties bevat. Daarnaast is de verklaring van aangeefster strijdig met de verklaringen van getuigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte wordt verdacht van verkrachting. Dit soort zaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn geweest bij de gebeurtenis waarop de verdenking ziet. Dat is ook in deze zaak het geval. Dit brengt met zich dat, bij een ontkennende verdachte, veelal slechts de verklaring van het slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is. Op grond van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechtbankechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling verbiedt de rechter dan ook om tot een bewezenverklaring te komen in geval de door één getuige beschreven feiten op zichzelf staan en deze verklaring onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De rechtbank ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of de verklaring van aangeefster in dit geval voldoende wordt ondersteund door overige gegevens.
Aangeefster heeft onder meer verklaard dat zij op 18 februari 2022 met een vriendin in café [café] in Dronten was. Daar is zij verdachte tegengekomen. Rond 00:45 uur gaat aangeefster naar huis en loopt verdachte met haar mee. Op enig moment voelt aangeefster zich niet goed en zijn ze in een speeltuin gaan zitten. Ze krijgen ruzie en er wordt over en weer geduwd. Aangeefster heeft verklaard dat zij vervolgens naar huis wilde gaan maar dat verdachte haar naar hem toe trok en op de grond duwde. Verdachte zou haar over een paaltje hebben getild, haar broek open hebben gedaan en haar vervolgens hebben verkracht. Zij zouden vaginale seks hebben gehad en zij zou hem tussendoor hebben moeten pijpen. Aangeefster zou ondertussen huilend hebben geschreeuwd dat ze niet wilde.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster de betreffende avond is tegengekomen in café [café] , dat zij daar hebben gezoend en dat zij later op de avond bij een skatebaan seks hebben gehad. Zij zouden vaginale seks hebben gehad en zij heeft hem tussendoor gepijpt. Volgens verdachte was dit met instemming van beiden. Dit leidde hij onder meer af doordat aangeefster zowel in het café als bij de skatebaan over zijn kruis had gewreven. Vervolgens hebben zij nog even gepraat, afscheid van elkaar genomen en is verdachte naar huis gegaan.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster op belangrijke punten wisselend heeft verklaard. Dit ziet onder meer op de vraag of zij in het café al met verdachte heeft gezoend, of hij was klaargekomen en of hij haar bij het weglopen nog heeft bedreigd. Daar staat tegenover dat verdachte op relevante punten een consistente verklaring heeft afgelegd, die wordt ondersteund door overige stukken uit het dossier. Zo blijkt uit getuigenverklaringen dat aangeefster eerder die avond had gezegd dat ze seks met verdachte wilde en tegen verdachte in het bijzijn van anderen had gezegd “we kunnen ook condooms gebruiken”.
De vraag of het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen hangt derhalve sterk af van de vraag of voldoende overig bewijs is dat de verklaring van aangeefster ondersteunt.
De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend beantwoord moet worden. Zo bieden, anders dan de officier van justitie meent, de verkleuringen op de benen van aangeefster, en het feit dat haar riem in drie stukken is aangetroffen op de plek waar het tenlastegelegde zou hebben plaatsgevonden, onvoldoende basis om de lezing van aangeefster te verkiezen boven die van verdachte. De verkleuringen zijn immers niet zodanig specifiek en wijzen blijkens het forensisch onderzoek ook niet eenduidig in de richting van het scenario van aangeefster. Het breken van de riem past daarnaast in zowel het scenario van aangeefster als verdachte, waarbij de rechtbank meeweegt dat verdachte daar uit eigen beweging, zonder met deze bevindingen te worden geconfronteerd, over heeft verklaard.
Als de rechtbank vervolgens alles tegen elkaar afweegt, is zij met de verdediging van oordeel dat het tenlastegelegde op grond van de stukken in het dossier en het besprokene ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.999,14. Dit bedrag bestaat uit € 2.199,14 materiële schade en € 5.800,-- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering dan wel de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden, gelet op zijn verweer om verdachte vrij te spreken. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij gedeeltelijk niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert nu ten aanzien van de materiële schade onvoldoende is onderbouwd dat er sprake is van rechtstreekse schade. Ten aanzien van de immateriële schade dient te worden uitgegaan van een lager schadebedrag, gelet op de bedragen bij uitspraken in soortgelijke zaken als de onderhavige in de Smartengeldgids 2022.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
- verklaart [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. V.C. Kool en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juni 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 februari 2022 te Dronten, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [benadeelde] , heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , immers heeft verdachte:
zijn penis meermalen, althans eenmaal, in de vagina en/of de mond van die [benadeelde] geduwd/gebracht en/of gehouden,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkhe(i)d(en) hieruit dat verdachte:
- meermalen, althans eenmaal, die [benadeelde] beet heeft gepakt/vast heeft gehouden bij/aan haar jas en/of riem en/of
- die [benadeelde] op de grond heeft geduwd en/of (vervolgens) omhoog heeft getrokken aan haar riem en/of
- die [benadeelde] voorover over een paaltje heeft geduwd en/of
- die [benadeelde] in een door hem, verdachte, gecontroleerde situatie en/of een afhankelijke positie heeft gebracht en/of gehouden en/of
- ( vervolgens) de broek en/of onderbroek, althans de (onder)kleding, van die [benadeelde] heeft uitgetrokken, althans naar beneden heeft getrokken/gedaan, en/of
- ( onverhoeds) (met kracht) zijn, verdachtes, penis meermalen, in elk geval eenmaal, in de vagina van die [benadeelde] heeft geduwd/gebracht en/of gehouden en/of meermalen, althans eenmaal, (heen en weer) heeft bewogen en/of
- het hoofd van die [benadeelde] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) naar beneden heeft geduwd en/of
- ( vervolgens) zijn penis in de mond van die [benadeelde] heeft gedaan/gehouden en/of
- die [benadeelde] heeft geslagen in het gezicht en/of
- zich verbaal en non-verbaal op agressieve en/of boze en/of opdringerige en/of dominante wijze jegens die [benadeelde] heeft geuit en/of gedragen,
immers heeft verdachte die [benadeelde] de woorden toegevoegd: "ik ga je afmaken", althans woorden van dergelijke dreigende/agressieve aard en/of strekking en/of
- meermalen, in elk geval eenmaal, is doorgegaan, in elk geval niet is gestopt, met het verrichten van seksuele handelingen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] , ondanks (meerdere en op verschillende momenten) verbale uitingen, zoals "ik wil niet” en/of “Nee” en/of “Niet doen”, in elk geval woorden van die strekking, en/of non verbale uitingen, zoals het meermalen (proberen) weg te lopen, waaruit (ondubbelzinnig) bleek dat die [benadeelde] die seksuele handelingen niet wilde ondergaan en/of verrichten, in elk geval dat het de wil van die [benadeelde] was dat die seksuele handelingen zouden stoppen, in ieder geval niet (langer) door zouden gaan.