In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 27 februari 2023, is het verzoek van verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. Verzoeker had in beroep gegaan tegen een besluit van verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, dat op 4 juli 2022 was genomen. Verweerder had medegedeeld dat de waarde moest worden bepaald op € 423.000,-, hetgeen verzoeker wilde. Na deze mededeling trok verzoeker zijn beroep in en vroeg hij om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand en verschotten.
De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, verzoeker heeft niet aangetoond dat hij kosten heeft gemaakt voor professionele rechtsbijstand, aangezien geen van de proceshandelingen in beroep door een beroepsmatig rechtsbijstandverlener zijn verricht. De rechtbank concludeert dat verzoeker geen proceskosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
Daarnaast oordeelt de rechtbank dat verzoeker geen specificatie heeft overgelegd voor de gevraagde verschotten van € 15,60, waardoor niet kan worden beoordeeld of deze kosten in verband met de behandeling van het beroep zijn gemaakt. Wel moet verweerder het griffierecht van € 50,- aan verzoeker betalen. Uiteindelijk wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding af.