ECLI:NL:RBMNE:2023:3040

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22/3444
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 10 februari 2023, is het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten behandeld. Verzoekster had in beroep gegaan tegen een besluit van de directie van de RDW, dat op 28 december 2021 was genomen. Op 31 januari 2022 heeft verzoekster haar beroep ingediend, maar op 26 september 2022 heeft zij medegedeeld dat zij het beroep wilde intrekken, omdat de RDW haar een Nederlands rijbewijs had afgegeven. Verzoekster heeft vervolgens een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten.

De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder, de RDW, heeft echter betoogd dat er geen grond is voor vergoeding van de proceskosten, omdat het rijbewijs was afgegeven in het kader van een nieuwe aanvraag en het eerdere besluit ongewijzigd was gebleven. De rechtbank heeft dit standpunt onderschreven en geconcludeerd dat er geen sprake is van een tegemoetkoming.

De rechtbank heeft het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, zowel voor het griffierecht als voor eventuele kosten van rechtsbijstand. Aangezien verzoekster geen professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld, waren er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en het verzoek van verzoekster afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3444

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2023 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

en

de directie van de RDW, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verweerder heeft op 6 oktober 2022 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 28 december 2021 een besluit genomen. Verzoekster is op 31 januari 2022 hiertegen in beroep gegaan. Op 26 september 2022 heeft verzoekster medegedeeld dat zij het beroep wil intrekken, omdat verweerder aan haar een Nederlands rijbewijs heeft afgegeven. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder is van oordeel dat er geen grond is om de proceskosten te vergoeden. Volgens verweerder is er geen sprake van een tegemoetkoming nu het Nederlandse rijbewijs is afgegeven in het kader van een nieuwe aanvraag. Het besluit tegen de eerdere afwijzing is ongewijzigd gebleven. Dat verzoekster aangeeft dat het proces bij de rechtbank niet goed is verlopen is evenmin reden voor verweerder om de proceskosten te vergoeden.
4. De rechtbank is het met verweerder eens dat er in dit geval geen sprake is van een tegemoetkoming. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking. Dat geldt ten aanzien van het griffierecht maar ook ten aanzien van bijvoorbeeld door een derde verleende rechtsbijstand. In dat kader overweegt de rechtbank dat alleen die kosten die gemaakt zijn door een professionele (juridische) hulpverlener kunnen worden vergoed. Omdat verzoekster geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft, zijn er ook geen kosten die vergoed zouden kunnen worden in het geval er wel sprake zou zijn van tegemoetkoming.
5. De rechtbank wijst het verzoek af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.