In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 27 februari 2023, betreft het een verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten in een bestuursrechtelijke procedure tegen de korpschef van de politie. Verzoekster had in beroep gegaan tegen een besluit van verweerder, genomen op 17 augustus 2022. Dit besluit werd op 1 december 2022 door verweerder ingetrokken, waardoor verzoekster haar beroep introk en een verzoek om proceskostenvergoeding indiende.
De rechtbank overweegt dat, aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, er vanuit kan worden gegaan dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding. De rechtbank baseert haar beslissing op artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekster vast op € 837,-, wat overeenkomt met 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 184,- aan verzoekster betalen, conform artikel 8:41 Awb.
De beslissing van de rechtbank is dat verweerder wordt veroordeeld tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Verzoekster heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.