ECLI:NL:RBMNE:2023:3045

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22/5451
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 21 april 2023, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De verzoeker, die een beroepschrift had ingediend tegen het uitblijven van een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, trok zijn beroepschrift in nadat verweerder op 23 december 2022 alsnog een besluit had genomen. De rechtbank constateert dat het procesbelang van de verzoeker is komen te vervallen, waardoor het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk wordt verklaard.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De rechtbank oordeelt dat verweerder in dit geval moet worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten die de verzoeker redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank past een wegingsfactor van 0,5 toe, aangezien de zaak enkel betrekking heeft op de overschrijding van de beslistermijn.

De kosten voor de rechtsbijstand worden vastgesteld op € 418,50, en daarnaast moet verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden aan de verzoeker. De rechtbank beslist dat verweerder deze bedragen aan de verzoeker moet betalen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd om mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5451

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft op 29 november 2022 een beroepschrift ingediend tegen het uitblijven van een besluit van verweerder. Verweerder heeft op 23 december 2022 een besluit genomen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarom zijn beroepschrift ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder inmiddels met het primaire besluit van 23 december 2022 alsnog heeft beslist op de aanvraag van verzoeker. Dit betekent dat het procesbelang van verzoeker bij het beroep tegen niet tijdig nemen van een besluit is komen te vervallen. De rechtbank zal daarom het beroep tegen niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaren.
4. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een wegingsfactor van 0,5 toegepast. De kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast op € 418,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
5. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan verzoeker het betaalde griffierecht van
€ 50,- vergoedt.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van I.J. Tiktak, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023.
(De griffier is verhinderd de uitspraak
mede te ondertekenen.)
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.