In deze zaak heeft verzoekster, een natuurlijke persoon, een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na het indienen van een beroepschrift tegen het uitblijven van een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verzoekster heeft op 23 december 2022 een beroepschrift ingediend, waarna verweerder op 13 januari 2023 een besluit heeft genomen. Aangezien verweerder heeft voldaan aan de wensen van verzoekster door het besluit te nemen, heeft verzoekster haar beroepschrift ingetrokken en verzocht om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster en heeft ingestemd met een proceskostenvergoeding conform het Bpb, waarbij 1 forfaitair punt is toegekend voor het ingediende beroepschrift met een wegingsfactor van 0,5, gezien de aard van de zaak.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht van € 184,- aan verzoekster. De uitspraak is gedaan door rechter A.A.M. Elzakkers en is openbaar uitgesproken op 26 mei 2023. Verweerder is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster.