In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in [woonplaats], een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na een bestuursrechtelijke procedure tegen de Belastingdienst/Toeslagen. De Belastingdienst had op 24 december 2022 een besluit genomen waartegen verzoekster in beroep ging. Op 23 maart 2023 heeft de Belastingdienst echter medegedeeld dat zij terugkomt op het besluit en dit intrekt, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om proceskostenvergoeding heeft verzocht.
De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener komen voor vergoeding in aanmerking. Aangezien verzoekster geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
Wel heeft de rechtbank bepaald dat de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- aan verzoekster moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, en is openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.