ECLI:NL:RBMNE:2023:3058

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
10214395 UC EXPL 22-7748
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst wegens verkoop van gestolen auto en onderzoeksplicht verkoper

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde die een auto had verkocht die later als gestolen bleek te zijn. De eiseres had op 1 juni 2021 een Volkswagen Golf gekocht van de gedaagde voor € 4.199,00. Na aankoop werd de eiseres door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) geïnformeerd dat de auto als gestolen was aangemerkt, wat leidde tot een vervallen tenaamstelling. De eiseres heeft de gedaagde in gebreke gesteld en vorderde ontbinding van de koopovereenkomst, terugbetaling van het aankoopbedrag en incassokosten.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst, omdat hij niet de eigendom van de auto kon overdragen. De gedaagde had de auto gekocht van een autoregelaar en voerde aan dat hij te goeder trouw was. Echter, de kantonrechter stelde vast dat de gedaagde niet voldoende onderzoek had gedaan naar de eigendom van de auto, wat hem de bescherming van goede trouw ontzegt. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde de verplichting tot eigendomsoverdracht had geschonden, wat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigde.

De gedaagde werd veroordeeld tot terugbetaling van het aankoopbedrag van € 4.199,00, met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Daarnaast werd hij veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiseres, die in totaal € 1.125,39 bedroegen. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10214395 UC EXPL 22-7748 VS/1257
Vonnis van 17 mei 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. T. IJsenbrandt,
tegen:
[gedaagde] , handelende onder de naam [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 november 2022 met zes producties
- het proces-verbaal van de rolzitting van 7 december 2022, waarin het mondeling antwoord van [gedaagde] is opgenomen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 maart 2023. Namens [eiseres] was aanwezig de heer [A] , bijgestaan door mr. IJssenbrandt. De heer [gedaagde] was aanwezig. Van de zitting heeft de griffier aantekening gehouden.
1.3.
Partijen is aan het einde van de mondelinge behandeling meegedeeld dat uitspraak zal worden gedaan op 26 april 2023. Die datum is niet gehaald. De kantonrechter heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Partijen houden zich bezig met de in- en verkoop van gebruikte auto’s.
2.2.
Op 1 juni 2021 heeft [eiseres] van [gedaagde] een personenauto gekocht van het merk Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) voor een koopprijs van
€ 4.199,00.
2.3.
De Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) heeft op 2 juni 2021 aan [eiseres] medegedeeld dat er aangifte is gedaan van diefstal van de auto. Als gevolg daarvan wordt de tenaamstelling per 1 juni 2021 vervallen verklaard voor de duur van de diefstalsignalering in het kentekenregister.
De politie heeft de auto formeel in beslag genomen en [eiseres] is als bewaarder van de auto aangesteld.
2.4.
In een brief van 15 augustus 2022 heeft [eiseres] [gedaagde] gemeld, voor zover hier van belang, dat de oorspronkelijke eigenaar teruggave van de auto heeft gevorderd. [eiseres] heeft [gedaagde] in gebreke gesteld voor het leveren van een gestolen auto. [gedaagde] is gesommeerd om de verplichtingen uit de koopovereenkomst na te komen door ervoor te zorgen dat [eiseres] onbezwaard over de auto kan beschikken. Als [gedaagde] hier niet aan kan voldoen moet [gedaagde] [eiseres] schadeloos stellen door het aankoopbedrag aan [eiseres] terug te betalen.
2.5.
[gedaagde] heeft niet voldaan aan deze sommatie.

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiseres] vordert primair ontbinding van de op 1 juni 2021 gesloten koopovereenkomst, subsidiair vernietiging van die koopovereenkomst, en meer subsidiair wijziging van de gevolgen van de koopovereenkomst ter opheffing van het door [eiseres] geleden nadeel, in die zin dat de betaalverplichting van [eiseres] wordt gesteld op een bedrag van € 0,00.
In alle gevallen vordert [eiseres] veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van
€ 4.199,00 (gestoeld op artikel 6:74 van het Burgerlijke Wetboek (hierna: BW), dan wel artikel 6:271 BW, dan wel artikel 6:203 BW dan wel artikel 6:230a BW) en de buitengerechtelijke incassokosten van € 375,00, en de wettelijke rente over de hoofdsom en de incassokosten vanaf de dagvaarding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering en concludeert tot afwijzing daarvan.
[gedaagde] heeft toegelicht dat hij de auto heeft gekocht van een autoregelaar - [B (voornaam)] - en dat hij daarbij te goeder trouw was.

4.De beoordeling

Ontbinding - tekortkoming
4.1.
Voor ontbinding van de koopovereenkomst is vereist dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van die overeenkomst. [eiseres] stelt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt omdat zij niet hoefde te verwachten dat de auto van diefstal of verduistering afkomstig was. Volgens [eiseres] is daarmee sprake van non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 BW, van een rechtsgebrek in de zin van artikel 7:15 BW, dan wel van een schending van de hoofdverplichting van de verkoper zoals omschreven in artikel 7:9 BW.
4.2.
De kantonrechter overweegt dat de gestelde tekortkoming niet kan worden gebaseerd op artikel 7:17 BW. De regeling van artikel 7:17 BW ziet op feitelijke gebreken van de verkochte zaak, zoals technische mankementen. [eiseres] heeft niet gesteld dat de auto niet goed functioneerde. Verder is in dit geval niet de overdracht van de eigendom van een auto waaraan een rechtsgebrek kleeft, in geschil, maar de overdracht van de eigendom van de auto zelf. Artikel 7:15 lid 1 BW vormt dus geen deugdelijke grondslag voor de vordering.
Het debat van partijen spitst zich toe op de vraag of [gedaagde] heeft voldaan aan haar de verplichting de eigendom van de auto aan [eiseres] over te dragen (artikel 7:9 BW) en de kantonrechter zal hierna beoordelen of dat het geval is.
Beschikkingsbevoegdheid - goede trouw - onderzoeksplicht
4.3.
Voor een geldige eigendomsoverdracht is vereist (artikel 3:84 lid 1 BW): een levering krachtens geldige titel verricht door hem die bevoegd is om over het goed te beschikken. [eiseres] stelt dat geen sprake was van een rechtsgeldige levering door [gedaagde] aan haar. [gedaagde] is zelf geen eigenaar van de auto geworden en kon de eigendom van de auto dus ook niet aan [eiseres] overdragen. [gedaagde] heeft daar tegen in gebracht dat hij bij de aankoop van de auto van de autoregelaar en bij de doorverkoop van het voertuig aan [eiseres] te goeder trouw was. [gedaagde] wist niet dat het om een gestolen auto ging en kon dat ook niet weten. Pas later is hem gebleken dat de autoregelaar een akkefietje had met de eigenaresse van de auto en dat de eigenaresse aangifte heeft gedaan van diefstal van de auto. Toen de autoregelaar de auto aan [gedaagde] aanbood beschikte hij over de documenten van de auto, waaronder een geldige tenaamstellingscode. [gedaagde] heeft de auto daarmee op 28 mei 2021 op zijn bedrijfsvoorraad kunnen registreren. Die registratie is niet mogelijk als de auto als gestolen staat gesignaleerd.
4.4.
De kantonrechter begrijpt dat [gedaagde] een beroep doet op artikel 3:86 lid 1 BW waarin is bepaald dat de overdracht van een roerende zaak ondanks onbevoegdheid van de vervreemder geldig is, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de verkrijger te goeder trouw is (in de zin van artikel 3:11 BW). [gedaagde] meent dat hij de auto rechtsgeldig heeft aangekocht en vervolgens ook rechtsgeldig heeft kunnen overdragen aan [eiseres] . Van een tekortkoming en terugbetaling van het aankoopbedrag aan [eiseres] kan dan geen sprake zijn, aldus [gedaagde] .
Het beroep van [gedaagde] op (bescherming van) de goede trouw slaagt echter niet. De kantonrechter licht dat toe als volgt.
4.5.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat hij de auto heeft ingekocht van een autoregelaar, terwijl het kentekenbewijs van de auto op naam van een derde stond (de eigenaresse van de auto). Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] in dat kader een onderzoeksplicht: hij had (bijvoorbeeld) contact op moeten nemen met de derde om te verifiëren of de autoregelaar bevoegd was om de auto te verkopen. [gedaagde] betwist dat. Hij voert aan dat het wel vaker voorkomt dat de kentekenhouder een ander is dan de verkoper van een auto. Als na invoering van de tenaamstellingscode in het administratiesysteem er geen meldingen verschijnen, hoeft er geen nader onderzoek meer plaats te vinden, zo stelt [gedaagde] .
4.6.
De kantonrechter leidt uit de reactie van [gedaagde] af dat hij in dit geval geen onderzoek heeft gedaan. Dat had [gedaagde] wel moeten doen voor een geslaagd beroep op (bescherming van) de goede trouw. Uit vaste rechtspraak (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 11 oktober 2002 ECLI:NL:HR:2002:AE4361 (Bull’s Eye/Chrysler)) volgt dat het feit dat de koper - in dit geval [gedaagde] - de kentekenpapieren ontvangt waarmee een nieuwe tenaamstelling kan worden bewerkstelligd terwijl het kenteken van de auto niet op naam van de verkoper staat, maar op naam van een ander, op zichzelf geen grond oplevert om aan te nemen dat de koper niet te goeder trouw was, mits er voor die afwijkende tenaamstelling een aannemelijke verklaring is gegeven. De koper heeft dus de plicht om te achterhalen wat de reden is van de afwijkende tenaamstelling. Dit volgt ook uit het bepaalde in artikel 3:11 BW (zie de conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad 15 mei 2020 ECLI:NL:PHR:2020:481, r.o. 2.6. en 2.7.). Alleen in het geval dat [gedaagde] voldoende onderzoek zou hebben verricht en hij daaruit redelijkerwijze mocht concluderen dat de autoregelaar beschikkingsbevoegd was, komt hem bescherming toe.
Conclusie
4.7.
[gedaagde] heeft geen navraag gedaan terwijl de omstandigheden van het geval daar wel aanleiding toe gaven. Dit betekent dat [gedaagde] geen geslaagd beroep kan doen op het bepaalde in artikel 3:86 lid 1 BW. Van een rechtsgeldige overdracht van de autoregelaar aan [gedaagde] is geen sprake geweest. [gedaagde] is dus geen eigenaar geworden van de auto en was niet beschikkingsbevoegd bij de verkoop van de auto aan [eiseres] . De conclusie uit het vorenstaande is dat [gedaagde] de uit artikel 7:9 BW voortvloeiende verplichting tot eigendomsoverdracht heeft geschonden. Dit is een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de koopovereenkomst. Het primair gevorderde zal worden toegewezen. Aan een bespreking van het subsidiair en meer subsidiair gevorderde wordt niet toegekomen.
Terugbetaling aankoopbedrag
4.8.
Zoals [eiseres] heeft gesteld, is overeenkomstig artikel 6:271 BW het rechtsgevolg van die ontbinding dat er voor partijen een verbintenis is ontstaan tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties. Dit betekent dat [gedaagde] gehouden is de door hem ontvangen koopprijs van € 4.199,00 aan [eiseres] terug te betalen en [eiseres] gehouden is de auto aan [gedaagde] terug te geven. Het gevorderde bedrag van € 4.199,00 is daarom toewijsbaar. Omdat [eiseres] niet in staat is de auto aan [gedaagde] terug te geven, komt haar een beroep op overmacht toe als bedoeld in artikel 6:75 BW.
Rente en incassokosten
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over het bedrag van € 4.199,00 wordt als onweersproken toegewezen vanaf 21 november 2022.
4.10.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 375,00 worden eveneens toegewezen. Uit de niet weersproken stellingen van [eiseres] volgt genoegzaam dat er verdergaande werkzaamheden zijn verricht dan de verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten en dat er sprake is van redelijke kosten, die in redelijkheid zijn gemaakt. [eiseres] vordert tevens wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten. Niet gesteld of gebleken is echter dat [eiseres] deze kosten al daadwerkelijk aan haar gemachtigde heeft betaald of met de betaling daarvan in verzuim verkeert en als zodanig vermogensschade heeft geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal daarom niet worden toegewezen.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 110,39
- griffierecht € 487,00
- salaris gemachtigde €
528,00(2 punten x tarief € 264,00)
Totaal € 1.125,39
De gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen partijen op 1 juni 2021 gesloten koopovereenkomst ten aanzien van de VW Golf 1.6 Tdi Trendline, bouwjaar 2014, met kenteken [kenteken] en 1-chassisnummer [chassisnummer] ;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen bewijs van kwijting te betalen € 4.574,00 met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 4.199,00 vanaf 21 november 2022 tot de voldoening;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.125,39, waarin begrepen € 528,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiseres] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023.