ECLI:NL:RBMNE:2023:3124

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
22/3718
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht en postbezorging

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 24 april 2023 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van 27 januari 2023, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. De opposante heeft in verzet gegaan omdat zij stelt dat zij de aangetekende herinneringsnota van 5 oktober 2022 niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft in deze uitspraak de feiten rondom de postbezorging onderzocht, waarbij zij een uitdraai van de track and trace van PostNL heeft bekeken. Hieruit bleek dat er op 7 oktober 2022 voor ontvangst was getekend, maar de handtekening kwam niet overeen met die van de advocaat van de opposante. De rechtbank concludeert dat er twijfels zijn over de regelmatigheid van de bezorging van de aangetekende brief. Hierdoor is het verzet gegrond verklaard en vervalt de eerdere uitspraak van 27 januari 2023. De opposante krijgt de gelegenheid om het griffierecht van € 184,- alsnog te voldoen, en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De rechtbank heeft nog geen beslissing genomen over de proceskosten van de opposante, dit zal in de einduitspraak over het beroep gebeuren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3718-V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 april 2023 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

(gemachtigde: mr. S. Karami).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere van 23 juni 2022.
In de uitspraak van 27 januari 2023 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan en heeft niet gevraagd om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 27 januari 2023 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante het griffierecht niet heeft betaald. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 27 januari 2023 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 27 januari 2023 niet juist omdat zij de aangetekende herinneringsnota van 5 oktober 2022 niet heeft ontvangen, noch de advocaat noch een kantoorgenoot heeft voor de ontvangst hiervan getekend. Opposante verwijst naar de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 18 oktober 2022 [1] . Verder verwijst opposante naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 maart 2020 [2] . Opposante is van mening dat de feiten en omstandigheden overeenkomen. Daarnaast verwijst opposante naar de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juli 2021 [3] . Opposante stelt zich op het standpunt dat het goed mogelijk is dat de brief aan een ander bedrijf is overhandigd.
4. Als een poststuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende ontkent de ontvangst ervan, moet worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden.
5. Ten aanzien van de aangetekende verzending van de brief van 5 oktober 2022 heeft de rechtbank een uitdraai van de track and trace van PostNL. Hierop is te zien dat er voor ontvangst is getekend op 7 oktober 2022 om 12:51 uur. Het beleid van PostNL sinds COVID-19 is, dat de postbezorger zelf een aangetekend poststuk ondertekent en daarbij de laatste drie cijfers van het legitimatiebewijs van de ontvanger vermeldt [4] . Op de track and trace is in het vakje ‘Handtekening’ een krabbel gezet en verder heeft de postbezorger geen gegevens genoteerd van een identiteitsbewijs van de ontvanger. Deze handtekening komt in ieder geval niet overeen met de handtekening van de advocaat die zij onder het beroepsschrift heeft gezet. Bij deze stand van zaken is de verzetsrechter van oordeel dat op basis van deze gegevens de feitelijke gang van zaken rond de bezorging niet is vast te stellen. Niet duidelijk is of en aan wie de aangetekende brief van 5 oktober 2022 is aangeboden. De verzetsrechter is van oordeel dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat de aangetekende brief van 5 oktober 2022 op regelmatige wijze aan het adres van opposante is aangeboden.
6. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 27 januari 2023 vervalt (artikel 8:55, lid 9, Awb).
7. De rechtbank zal opposante opnieuw in de gelegenheid stellen om het griffierecht van
€ 184,- te voldoen. Opposante krijgt hierover nog bericht. Het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
8. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposante. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.

Voetnoten

4.Vergelijk de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 16 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:468, en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1781)