ECLI:NL:RBMNE:2023:3206

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
UTR 22/5378
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en belanghebbendheid

Op 12 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser 1 en eiser 2, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. Eiser 1 had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand verleend door eiser 2, maar de gemeente had deze aanvraag afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van de gemeente ongegrond verklaard. De gemeente had het bezwaar van eiser 2 niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende was bij het primaire besluit. De rechtbank oordeelde dat eiser 2 alleen een afgeleid belang had en niet rechtstreeks door het besluit werd getroffen.

De rechtbank heeft verder beoordeeld of de gemeente de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht had afgewezen. Eiser 1 stelde dat de gemeente in strijd handelde met het recht op vrije advocaatkeuze door te eisen dat hij een toevoeging moest aanvragen voor de bijstand door eiser 2. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende had gemotiveerd dat de kosten waarvoor eiser 1 bijstand vroeg, niet de eigen bijdrage betroffen en dat eiser 1 geen gebruik had gemaakt van de voorliggende voorziening. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht had afgewezen en dat er geen strijd was met het recht op vrije keuze van rechtshulp.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank heeft ook aangegeven dat eisers geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangen, omdat hun beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5378
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] uit [woonplaats 1] (eiser 1),

(gemachtigde: [eiser 2] ),
uit [woonplaats 2] , (eiser 2),
eisers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]

(gemachtigde: mr. E. Diepenbroek).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van de gemeente van 3 oktober 2022 op 12 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser 1, eiser 2, die ook optrad als de gemachtigde van eiser 1 en de gemachtigde van de gemeente.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
Eiser 1 heeft bijzondere bijstand gevraagd voor de kosten voor het opstellen en indienen van een bezwaarschrift door eiser 2. Het gaat hierbij om een bedrag van €338,80. In het besluit van 16 mei 2022 (het primaire besluit) heeft de gemeente de aanvraag van eiser 1 voor bijzondere bijstand voor de kosten voor de rechtsbijstand verleend door eiser 2 afgewezen. Eiser 1 en eiser 2 zijn het niet eens met het primaire besluit en hebben gezamenlijk bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Wat staat er in het bestreden besluit?
In het bestreden besluit heeft de gemeente het bezwaar van eiser 2 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser 2 geen belanghebbende is bij het primaire besluit.
De gemeente heeft het bezwaar van eiser 1 ongegrond verklaard. De gemeente vindt dat eiser 1 geen bijzondere bijstand voor de rechtshulp door zijn gemachtigde, eiser 2, kan aanvragen, omdat sprake is van een voorliggende voorziening. Dat is de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Eiser heeft gebruik gemaakt van een toevoeging.

Beoordeling door de rechtbank

3. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de gemeente de aanvraag van eiser voor bijzondere bijstand voor de rechtsbijstand verleend door eiser 2 terecht heeft afgewezen. Ook beoordeelt de rechtbank of eiser 2 belanghebbende is bij het primaire besluit en of hij dus zelfstandig bezwaar kon maken tegen dit besluit.
Is eiser 2 belanghebbende bij het primaire besluit?
4. Eiser 2 vindt dat de gemeente zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij wordt door het besluit van de gemeente belemmerd om eiser 1 bij te staan en zijn beroep uit te oefenen. Dit is in strijd met fundamentele rechtsbeginselen. [1]
5. De rechtbank oordeelt dat de gemeente het bezwaar van eiser 2 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij geen belanghebbende is bij het primaire besluit. Een belanghebbende is iemand die een direct belang heeft bij een besluit. Dit staat in de Awb. Eiser 2 is de gemachtigde van eiser 1. Eiser 2 heeft naar het oordeel van de rechtbank alleen een afgeleid belang. Hij wordt niet rechtstreeks getroffen door het primaire besluit. De afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand raakt eiser 2 immers niet in zijn vermogenspositie en heeft ook niet op een andere manier directe gevolgen voor eiser 2.
Heeft verweerder de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht afgewezen?
6. Eiser 1 vinden dat de gemeente in strijd handelt met het recht op vrije advocaatkeuze door als voorwaarde voor bijzondere bijstand te vereisen dat hij voor de bijstand door eiser 2 een toevoeging moet krijgen van de Raad voor de Rechtsbijstand. Bij het recht op vrije advocaatkeuze had de gemeente ook rekening moeten houden met de taalbarrière die eiser 1 ervaart doordat hij alleen Frans spreekt. Verder heeft de gemeente het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd doordat niet aan alle stappen neergelegd in artikel 35 van de Pw is getoetst.
7. In artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) staat dat iemand bijzondere bijstand kan krijgen voor noodzakelijk kosten die zijn ontstaan door een bijzondere omstandigheid. De aanvrager moet deze noodzakelijke kosten niet kunnen betalen uit de bijstandsuitkering, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen (voor zover dit hoger is dan de bijstandsnorm). Als er een zogenoemde voorliggende voorziening is, krijgt iemand geen bijzondere bijstand. Dat staat in artikel 15 van de Pw.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [2] is de Wrb in beginsel een toereikende en passende voorliggende voorziening als iemand een aanvraag indient voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand. Voor de kosten van een procedure die de Wrb voor eigen rekening laat, zoals de eigen bijdrage, kan onder bepaalde omstandigheden bijzondere bijstand worden verleend omdat de betrokkene een beroep heeft gedaan op de voorliggende voorziening, die niet toereikend is.
9. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht heeft afgewezen. Dit is niet in strijd met het recht op advocaatkeuze en dit heeft de gemeente voldoende gemotiveerd. De kosten waarvoor eiser 1 bijzondere bijstand heeft aangevraagd betreffen niet de eigen bijdrage. De rechtbank stelt vast dat eiser 1 geen toevoeging heeft aangevraagd voor de rechtsbijstand die door eiser 2 is verleend. Tijdens de zitting hebben eisers bevestigd dat eiser 1 ook geen gebruik van een toevoeging wilde maken. De rechtbank volgt dan ook niet het standpunt van eisers dat er sprake is van bewijsnood. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de aanvraag voor bijzondere bijstand mocht afwijzen omdat de toevoeging in dit geval een voorliggende voorziening is en eiser 1 geen gebruikt heeft gemaakt van deze voorliggende voorziening. Er is niet gebleken dat een beroep op de voorliggende voorziening voor eiser 1 niet mogelijk was. Dat eiser 1 een bepaalde taalbarrière ervaart maakt niet dat eiser 1 alleen de rechtsbijstand van eiser 2 kon inschakelen. Eiser 1 had immers ook een advocaat kunnen inschakelen die Frans spreekt of gebruik kunnen maken van een tolk. De beroepsgrond slaagt niet.
10. De rechtbank overweegt verder dat in het bestuursrecht geen sprake is van een verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat en iedereen vrij is in zijn keuze van rechtshulp. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van beroep volgt dat de omstandigheid dat de Wrb de voorliggende voorziening voor kosten van rechtsbijstand is, geen afbreuk doet aan deze uitgangspunten. Dat de gemeente geen bijzondere bijstand verleent voor de door eiser 2 verleende rechtsbijstand betekent dan ook niet dat sprake is van strijd met het recht op vrije keuze van rechtshulp.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet vergoed. Ook krijgen zij geen vergoeding van hun proceskosten.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2023 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
de griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser 2 verwijst naar artikel 14 van het EVRM en artikel 15 van het Handvest.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2021:2339.