Op 12 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser 1 en eiser 2, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]. Eiser 1 had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van rechtsbijstand verleend door eiser 2, maar de gemeente had deze aanvraag afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eisers tegen het bestreden besluit van de gemeente ongegrond verklaard. De gemeente had het bezwaar van eiser 2 niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen belanghebbende was bij het primaire besluit. De rechtbank oordeelde dat eiser 2 alleen een afgeleid belang had en niet rechtstreeks door het besluit werd getroffen.
De rechtbank heeft verder beoordeeld of de gemeente de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht had afgewezen. Eiser 1 stelde dat de gemeente in strijd handelde met het recht op vrije advocaatkeuze door te eisen dat hij een toevoeging moest aanvragen voor de bijstand door eiser 2. De rechtbank oordeelde dat de gemeente voldoende had gemotiveerd dat de kosten waarvoor eiser 1 bijstand vroeg, niet de eigen bijdrage betroffen en dat eiser 1 geen gebruik had gemaakt van de voorliggende voorziening. De rechtbank concludeerde dat de gemeente de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht had afgewezen en dat er geen strijd was met het recht op vrije keuze van rechtshulp.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De rechtbank heeft ook aangegeven dat eisers geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangen, omdat hun beroep ongegrond is verklaard.