ECLI:NL:RBMNE:2023:3229

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/525
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand wegens wegvallen kindgebondenbudget en kinderbijslag

In deze zaak heeft eiser, die een bijstandsuitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter compensatie van het wegvallen van het kindgebondenbudget en de kinderbijslag, nadat zijn zoon meerderjarig werd. De aanvraag werd door het dagelijks bestuur van Ferm Werk afgewezen, en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand terecht is. Volgens de Participatiewet kan bijzondere bijstand alleen worden verleend voor noodzakelijke kosten die zijn ontstaan door bijzondere omstandigheden. Eiser heeft aangevoerd dat het wegvallen van het kindgebondenbudget en de kinderbijslag een bijzondere omstandigheid vormt, maar de rechtbank stelt vast dat dit niet het geval is. Het feit dat de zoon van eiser meerderjarig is geworden, is een algemene situatie die voor alle ouders geldt en vormt geen grond voor bijzondere bijstand.

Daarnaast heeft eiser een vergelijking gemaakt met Oekraïense vluchtelingen die leefgeld ontvangen. De rechtbank concludeert dat deze vergelijking niet opgaat, omdat de situaties niet vergelijkbaar zijn. Eiser heeft geen recht op bijzondere bijstand voor algemene noodzakelijke kosten van bestaan, en de rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

Het dagelijks bestuur van Ferm Werk

(gemachtigde: mr. P. van der Voorn).

Inleiding

1. Eiser heeft een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser ontving een kindgebondenbudget en kinderbijslag voor zijn jongste zoon. De zoon van eiser is op [geboortedag] 2022 meerderjarig geworden. Eiser ontvangt daarom vanaf 1 juni 2022 geen kindgebondenbudget en kinderbijslag meer. Eiser heeft bij verweerder een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand om het wegvallen van het kindgebondenbudget en kinderbijslag te compenseren.
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 2 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 20 december 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3. De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Standpunten van partijen

Wat vindt verweerder?
4. Verweerder wijst eisers aanvraag af, omdat eiser bijzondere bijstand heeft aangevraagd voor algemene noodzakelijke kosten van bestaan. Eiser moet volgens verweerder deze kosten voldoen uit zijn bijstandsuitkering. Er zijn geen bijzondere omstandigheden waardoor eiser alsnog aanspraak kan maken op bijzondere bijstand. Verweerder vindt dat eiser niet gediscrimineerd wordt. De vergelijking die eiser maakt met Oekraïense vluchtelingen gaat niet op. Dit zijn geen gelijke gevallen. Ook is geen sprake van dringende redenen waardoor verweerder alsnog bijzondere bijstand moet verlenen.
Wat vindt eiser?
5. Eiser is het hier niet mee eens. Eiser vindt het niet eerlijk dat hij doordat zijn zoon 18 jaar is geworden opeens € 400,- per maand minder krijgt. Eiser voelt zich in de steek gelaten door de overheid. Hij vindt dat hij het slachtoffer is van willekeurig optredende overheidsinstanties en oneerlijke wetgeving. Eiser stelt dat het in strijd is met artikel 1 van de Grondwet dat het bedrag dat hij nu als bijstandsgerechtigde na betaling van zijn vaste lasten overhoudt minder is dan het leefgeld dat Oekraïense vluchtelingen krijgen. Eiser vindt dat hij en Oekraïense vluchtelingen tot een vergelijkbare groep behoren, omdat zij beiden voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van de Nederlandse overheid. Eiser vindt dat de gemeente dit verschil moet compenseren door het toekennen van bijzondere bijstand. Eiser wil ook een schadevergoeding van € 100.000- ter compensatie van het leed dat hem en zijn zoon is aangedaan. Hiermee kan eiser een eigen bedrijf opzetten en dan kan hij uit de bijstand.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht eisers aanvraag voor bijzondere bijstand voor het wegvallen van het kindgebondenbudget en de kinderbijslag heeft afgewezen. De rechtbank legt in het vervolg van deze uitspraak uit hoe zij tot dit oordeel komt.
7. In artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) staat dat iemand bijzondere bijstand kan krijgen voor noodzakelijk kosten die zijn ontstaan door een bijzondere omstandigheid. De aanvrager moet deze noodzakelijke kosten niet kunnen betalen uit de bijstandsuitkering, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen (voor zover dit hoger is dan de bijstandsnorm). Als er een zogenoemde voorliggende voorziening is, dat betekent dat iemand op een andere manier aanspraak kan maken op geld, krijgt iemand geen bijzondere bijstand. Dat staat in artikel 15 van de Pw.
8. Uit vaste rechtspraak volgt dat er een strikt onderscheid bestaat tussen algemene en bijzondere bijstand. [1] Algemene bijstand is bedoeld om te voorzien in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, bijzondere bijstand om te voorzien in andere dan algemene bestaanskosten.
9. Tijdens de zitting heeft eiser uitgelegd dat nu zijn zoon bij zijn ex-vrouw woont de grondslag van zijn aanvraag deels is gewijzigd. Het gaat eiser voor de periode dat zijn zoon nog bij hem woonde om compensatie voor het gat in inkomsten door het wegvallen van het kindgebondenbudget en de kinderbijslag. Voor de periode daarna wil eiser dat verweerder hem bijzondere bijstand verleent, omdat hij met zijn huidige inkomsten niet kan rondkomen. Daarom wil eiser dat verweerder bijzondere bijstand verleent, zodat hij na betaling van zijn vaste lasten evenveel geld overhoudt als dat Oekraïense vluchtelingen als leefgeld krijgen. Eiser vraagt hiermee in feite bijzondere bijstand voor algemene bestaanskosten. Uit het voorgaande volgt dat dit kosten zijn waarvoor verweerder geen bijzondere bijstand kan verlenen. Daarnaast is geen sprake van kosten die zijn ontstaan door een bijzondere omstandigheid. Het feit dat de zoon van eiser meerderjarig is geworden, waardoor zijn recht op kindgebondenbudget en kinderbijslag is beëindigd, is namelijk niet zo’n omstandigheid. Dit geldt voor alle ouders waarvan de kinderen de leeftijd van achttien jaren bereiken. Ook om deze reden kan verweerder geen bijzondere bijstand geven voor het wegvallen van het kindgebondenbudget en de kinderbijslag.
10. De rechtbank oordeelt dat eiser met de vergelijking met Oekraïense vluchtelingen in feite een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel. Het bestreden besluit is hiermee niet in strijd. Oekraïense vluchtelingen krijgen leefgeld op grond van de Regeling opvang ontheemden Oekraïne. Eiser heeft een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Dit zijn twee verschillende regelingen die zijn gericht op verschillende doelgroepen. Ook verder is situatie waarin Oekraïense vluchtelingen verkeren niet vergelijkbaar met de situatie waarin eiser verkeert. Er is dus geen sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet doorslaggevend of iemand ook geld van de overheid krijgt, maar of zijn omstandigheden hetzelfde zijn. Dit betekent dat de rechtbank om te toetsen of verweerder in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel eiser zou moeten vergelijken met een andere bijstandsgerechtigde vader waarvan het kind meerderjarig wordt. De beroepsgrond slaagt niet.
11. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank begrijpt dat bij eiser gevoelens van stress en frustratie zijn ontstaan doordat het recht op kindgebondenbudget en kinderbijslag is beëindigd. Er is echter geen sprake van een door verweerder onrechtmatig genomen besluit. Er bestaat daarom geen reden om verweerder te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding.
Conclusie en gevolgen
12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder aan eiser geen bijzondere bijstand hoeft verstrekken om het verlies van het kindgebondenbudget en de kinderbijslag te compenseren. Ook wijst de rechtbank het verzoek om schadevergoeding af. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.