ECLI:NL:RBMNE:2023:3358

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/4116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing tenaamstelling en inschrijving buitenlands voertuig in kentekenregister

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek tot tenaamstelling van een buitenlands voertuig in het kentekenregister beoordeeld. Eiser had op 12 juli 2021 een aanvraag ingediend, die door de RDW op 14 april 2022 werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep na een zitting op 28 maart 2023, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, de RDW. Tijdens deze zitting werd het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven contact op te nemen met de eerste aanvrager van het voertuig, die op 7 juli 2021 een eerdere aanvraag had ingediend.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. Eiser had geen geldig kentekenbewijs overgelegd, wat vereist is voor de tenaamstelling van een voertuig dat al in een andere lidstaat is geregistreerd. De rechtbank stelt vast dat er een geschil bestaat over het eigendom van het voertuig tussen eiser, [A] en de eerste aanvrager. Verweerder kan niet treden in dit geschil en heeft daarom de aanvraag terecht afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid zwaarder wegen dan de belangen van eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W. Kort),
en

De directie van de RDW, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Schuring).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van het verzoek van eiser van 12 juli 2021 om tenaamstelling van een buitenlands voertuig in het kentekenregister.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 14 april 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Ter zitting is eveneens verschenen de heer [A] .
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen contact op te nemen met de persoon die op 7 juli 2021 een eerdere aanvraag om inschrijving en tenaamstelling van het desbetreffende voertuig heeft ingediend (hierna: de eerste aanvrager), waarna eiser gelegenheid krijgt om op deze bevindingen te reageren.
1.5.
Na ontvangst van de reacties van verweerder en eiser hebben beide partijen aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting, waarna de rechtbank het onderzoek ter zitting heeft gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 7 juli 2021 is er een verzoek tot inschrijving en tenaamstelling van een buitenlands voertuig met VIN-nummer [VIN-nummer] (het voertuig) in het kentekenregister bij de RDW ingediend door de eerste aanvrager, niet zijnde eiser. Door deze aanvrager is het Belgische kentekenbewijs van het voertuig overgelegd met in achtneming van artikel 25b van het Kentekenreglement. De aanvraag tot inschrijving en tenaamstelling is niet afgerond, omdat er geen geldig legitimatiebewijs was overgelegd.
3. Op 12 juli 2021 heeft eiser een aanvraag tot tenaamstelling van ditzelfde voertuig ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat het voertuig nog niet in het kentekenregister was ingeschreven. Deze afwijzing is in bezwaar gehandhaafd omdat een niet in het kentekenregister ingeschreven voertuig niet te naam kan worden gesteld. Ook indien eisers aanvraag van 12 juli 2021 zou zijn opgevat als een verzoek tot inschrijving én tenaamstelling van het voertuig, zou dit verzoek zijn afgewezen omdat eiser het voertuig op 12 juli 2021 niet voor een onderzoek ter beschikking heeft gesteld bij de RDW. Dat is op 7 juli 2021 gedaan door de eerste aanvrager. Eiser heeft daarom niet aan de verplichting van artikel 25, eerste lid, van het Kentekenreglement voldaan.
4. Eiser is het niet eens met de afwijzing. Dit is de reden waarom hij beroep heeft ingesteld tegen het bestreden besluit.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de vraag of verweerder het verzoek tot inschrijving en tenaamstelling van het buitenlands voertuig terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser terecht heeft afgewezen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder eisers aanvraag heeft opgevat als een verzoek tot inschrijving van het voertuig in het kentekenregister en tenaamstelling van het voertuig.
9. De rechtbank stelt voorts vast dat het geschil inmiddels is beperkt tot de vraag of verweerder de aanvraag om tenaamstelling en inschrijving van het voertuig heeft mogen afwijzen omdat eiser bij zijn aanvraag geen kentekenbewijs van het voertuig heeft overgelegd.
10. Eiser betoogt dat verweerder eisers aanvraag van 12 juli 2021 om tenaamstelling niet had mogen afwijzen. Eiser is niet in het bezit van het kentekenbewijs. Het kentekenbewijs ligt bij verweerder. Eiser licht toe dat [A] het voertuig heeft gekocht in België. Vervolgens heeft hij de auto in Nederland verkocht aan de eerste aanvrager. Op 7 juli 2021 is het voertuig aan de RDW aangeboden voor inschrijving in het kentekenregister.. De beoogde verkoop is niet doorgegaan, waarna [A] het kenteken op naam van eiser wilde zetten. Eiser heeft op 12 juli 2021 daartoe een aanvraag ingediend. De kosten voor de tenaamstelling in het kentekenregister zijn voldaan, evenals de betaling van de BPM. Daarmee is volgens eiser de volledige procedure voor het inschrijven van een voertuig en de tenaamstelling doorlopen. Het voertuig is nog in het bezit van [A] . Eiser kon op 12 juli 2021 het kentekenbewijs niet overleggen, omdat verweerder dit reeds in haar bezit had. Verweerder weigert het kentekenbewijs terug te geven anders dan aan de aanvrager van 7 juli 2021. [A] kan niets met de auto die nu sinds 7 juli 2021 in de opslag staat. Verweerder kan eiser niet tegenwerpen dat de tenaamstelling en inschrijving niet kon plaatsvinden, louter omdat het buitenlands kentekenbewijs niet kon worden overgelegd.
11. Verweerder blijft van mening dat het buitenlandse kentekenbewijs niet aan eiser of aan [A] kan worden verstrekt en dat het voertuig daarom ook niet op naam van eiser kan worden ingeschreven. Verweerder licht toe dat zij naar aanleiding van de gemaakte afspraken op de zitting van 28 maart 2023 contact heeft opgenomen met de eerste aanvrager. Tijdens dit telefoongesprek op 31 maart 2023 heeft de eerste aanvrager toegelicht dat zij het voertuig zelf in België heeft gekocht met behulp van een garage in Nederland. Bij die garage heeft zij het voertuig gestald omdat het voertuig nog geen Nederlands kenteken had. Ze gaf aan dat ze de aanvraag bij verweerder nooit heeft afgerond omdat het voertuig in de tussentijd gestolen is. Ze stelt dat ze heeft geprobeerd aangifte te doen van diefstal, maar dat de politie de aangifte niet heeft willen opnemen. Tevens heeft de eerste aanvrager verweerder tijdens dit gesprek uitdrukkelijk verzocht om het Belgische kentekenbewijs niet af te geven aan degene die nu het voertuig op naam probeert te krijgen omdat zij vermoedt dat dat degene is die het voertuig van haar gestolen heeft.
12. Volgens verweerder komt dit verhaal van de eerste aanvrager niet overeen met het verhaal van eiser en [A] . Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de eigenaar is van voertuig en dat het voor hem niet mogelijk is om het voertuig op zijn naam te krijgen met behulp van de voorgeschreven procedures in het Kentekenreglement. Voor verweerder is duidelijk dat sprake is van een geschil tussen [A] , eiser en de eerste aanvrager omtrent het eigendom van het voertuig. Verweerder kan geen partij zijn in een geschil over eigendom van een voertuig. Dit dient civielrechtelijk te worden opgelost.
13. Eiser stelt dat [A] voldoende gegevens heeft verstrekt om aannemelijk te maken dat hij de eigenaar is van het voertuig. [A] heeft het betreffende voertuig op 21 mei 2021 in België gekocht en legt daarvan een koopcontract over. Ook is [A] in bezit van de auto en kan deze op verzoek aan verweerder voor nader onderzoek tonen. Verweerder beschikt over het kentekenbewijs dat zij niet wil afgeven. Ook werkt verweerder niet mee aan inschrijving van het voertuig. Nu verweerder in het bezit is van het kentekenbewijs dat zij niet wil afgeven en de eerste bij hem onbekende aanvrager niets gaat ondernemen om het kenteken op naam te krijgen, heeft verweerder met de weigering tot inschrijving gehandeld in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Subsidiair verzoekt eiser aan verweerder op te dragen de NAW-gegevens van de eerste aanvrager te verstrekken, zodat er ook daadwerkelijk getracht kan worden het geschil civielrechtelijk op te lossen.
14. Artikel 25b van het Kentekenreglement bevat de procedure voor overschrijving en tenaamstelling van een voertuig uit een andere lidstaat van de Europese Unie. In geval een eerste inschrijving en tenaamstelling van een voertuig waarvoor reeds in een andere lidstaat een kentekenbewijs is afgegeven dient de eigenaar of houder van het voertuig die de aanvraag indient dat kentekenbewijs te overleggen.
15. Niet in geschil is dat het gaat om een eerste inschrijving en tenaamstelling van een voertuig waarvoor reeds in een andere lidstaat een kentekenbewijs is afgegeven en dat eiser niet heeft voldaan aan het vereiste van het overleggen van het in dit geval Belgische kentekenbewijs. Verweerder dient bij de inschrijving en tenaamstelling van voertuigen uit andere landen de in het Kentekenreglement vastgestelde procedures te volgen. Omdat eiser niet als eigenaar of houder het kentekenbewijs heeft overgelegd, kan verweerder het voertuig dus niet registeren en/of op zijn naam stellen.
16. De bijzonderheid in deze zaak is dat verweerder in het bezit is van het Belgische kentekenbewijs omdat deze door de eerste aanvrager is overgelegd bij een eerdere aanvraag tot inschrijving en tenaamstelling. De rechtbank volgt verweerder dat uit de stukken kan worden opgemaakt dat tussen de eerste aanvrager, eiser en [A] verschil van mening bestaat over wie de eigenaar of houder is van het voertuig. Met het overleggen van het koopcontract heeft eiser onvoldoende aangetoond dat [A] eigenaar of houder is van het voertuig. Hiervoor is het kentekenbewijs nodig dat door de eerste aanvrager is overgelegd. Dit bewijs toont het bezit van het voertuig aan. De rechtbank kan verweerder volgen dat zij niet kan overgaan tot afgifte van het kentekenbewijs zonder te treden in de vraag wie eigenaar of houder is. Zoals verweerder ook opmerkt is zij niet de aangewezen instantie om een oordeel te geven over het rechtmatige eigendom, omdat een civielrechtelijke eigendomssituatie geen plaats heeft in een bestuursrechtelijke procedure. [1] Dat eiser de kosten voor de tenaamstelling heeft voldaan en aangifte BPM heeft gedaan, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
17. Verweerder heeft met de weigering tot inschrijving en tenaamstelling niet in strijd gehandeld met het evenredigheidsbeginsel. Het kentekenregister is binnen de overheid de gezaghebbende bron van gegevens betreffende het kenteken, het voertuig en de persoonsgegevens van de houder van het voertuig. Het belang van de zuiverheid van het kentekenregister en de rechtszekerheid met betrekking tot inschrijving en de tenaamstelling rechtvaardigen de handelswijze van verweerder door niet over te gaan tot inschrijving dan wel afgifte van het kentekenbewijs. Dat nu sprake is van een voertuig dat niet gebruikt kan worden is een omstandigheid die zijn oplossing moet vinden in het civiele recht. Niet is gebleken dat eiser deze mogelijkheden heeft benut.
18. Het door eiser ingediende subsidiaire verzoek om verweerder op te dragen de NAW-gegevens van de eerste aanvrager over te leggen is een verzoek dat valt buiten de omvang van dit geschil waar het gaat om de beoordeling van het besluit tot inschrijving en tenaamstelling van een voertuig. Eiser zal zich met dit verzoek moeten richten tot verweerder.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE

Kentekenreglement

Artikel 25. Eerste inschrijving en tenaamstelling van een voertuig
1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste inschrijving en tenaamstelling wordt gevraagd, stelt het voertuig voor een onderzoek ter beschikking bij de Dienst Wegverkeer en legt een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over.
2 De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste tenaamstelling wordt gevraagd en dat reeds is ingeschreven op grond van de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, verzoekt om tenaamstelling bij de Dienst Wegverkeer onder overlegging van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3 De Dienst Wegverkeer gaat over tot inschrijving en tenaamstelling, respectievelijk tenaamstelling van het voertuig van degene die aan de verplichtingen van het eerste respectievelijk het tweede lid heeft voldaan en geeft aan de aanvrager een kentekencard af en verstrekt aan hem een tenaamstellingscode.
4 Indien de aanvraag wordt gedaan door een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad dat geen gebruik maakt van de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, geeft de Dienst Wegverkeer aan de aanvrager tevens een tenaamstellingsverslag af met gegevens die verband houden met de opname in bedrijfsvoorraad.
5 Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat tot het moment van uitreiking van de kentekencard aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de kentekencard ten behoeve van de overdracht van een voertuig op bij ministeriele regeling te bepalen wijze en onder bij die regeling te bepalen voorwaarden kan worden vervangen door een tijdelijk document.
6 In afwijking van het derde en vierde lid houdt de Dienst Wegverkeer de beslissing op de aanvraag aan indien daartoe naar het oordeel van deze dienst aanleiding bestaat. In dat geval wendt de aanvrager zich tot de Dienst Wegverkeer.
7 Het eerste en het derde tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien inschrijving en tenaamstelling wordt aangevraagd voor een voertuig dat reeds eerder was ingeschreven en tenaamgesteld en blijkens het kentekenregister:
a. voorgoed buiten gebruik is gesteld;
b. voorgoed buiten Nederland is gebracht;
c. definitief is bestemd voor gebruik buiten de weg; of
d. een kentekenbewijs met een bijzonder kenteken is afgegeven.
Artikel 25b. Inschrijving en tenaamstelling voertuig uit andere EU-lidstaat
1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste inschrijving en tenaamstelling wordt gevraagd en waarvoor reeds eerder een kentekenbewijs is afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie, overlegt het deel I van dat kentekenbewijs en, voor zover dit is afgegeven, tevens het deel II.
2 Inschrijving en tenaamstelling als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien het deel II van het kentekenbewijs, voor zover dat deel is afgegeven, ontbreekt.
3 In uitzonderlijke gevallen kan door de Dienst Wegverkeer in afwijking van het tweede lid een voertuig worden ingeschreven en te naam gesteld, op voorwaarde dat van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het voertuig voordien was ingeschreven langs schriftelijke of elektronische weg de bevestiging is verkregen dat de aanvrager het recht heeft om het voertuig in een andere lidstaat in te schrijven.
4 De Dienst Wegverkeer bewaart de ingenomen kentekenbewijzen dan wel de ingenomen delen daarvan, gedurende zes maanden en stelt de autoriteiten van de lidstaat die het kentekenbewijs hebben afgegeven binnen twee maanden na de datum van inname daarvan op de hoogte. Op verzoek stuurt de Dienst Wegverkeer de ingenomen kentekenbewijzen terug naar de autoriteiten van de lidstaat die het kentekenbewijs hebben afgegeven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1572)