ECLI:NL:RBMNE:2023:3375

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/4069
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving als tolk in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) op basis van tolkvaardigheid en -attitude

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 7 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van de Minister van Justitie en Veiligheid om haar in te schrijven als tolk Nederlands ↔ Arabisch in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) beoordeeld. Eiseres had verzocht om inschrijving, maar haar verzoek werd afgewezen op basis van een besluit van 23 februari 2022, dat later werd gehandhaafd in een besluit van 14 juli 2022. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres en de afwijzing door de minister, die zich baseerde op het advies van de Commissie beëdigde tolken en vertalers (Commissie btv).

De rechtbank stelt vast dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor inschrijving, met name op het gebied van tolkvaardigheid en -attitude. Eiseres heeft geen diploma op minimaal bachelorniveau en kan niet aantonen dat zij voldoet aan de wettelijke competenties. De Commissie heeft geadviseerd om het verzoek af te wijzen, omdat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij over de vereiste vaardigheden beschikt. De rechtbank concludeert dat de Commissie zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het gebrek aan scholing kunnen compenseren.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de weigering van de minister om eiseres in te schrijven in het Rbtv standhoudt. De rechtbank benadrukt dat de inschrijving in het Rbtv is bedoeld om de kwaliteit en integriteit van tolken en vertalers te waarborgen, en dat eiseres niet aan de gestelde eisen voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4069

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
de Minister van Justitie en Veiligheid, voor deze, de Raad voor de Rechtsbijstand, verweerder
(gemachtigde: D. Kocyilmaz).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering door de minister om eiseres als tolk Nederlands ↔ Arabisch (standaard) op C1-niveau in te schrijven in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv).
Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 23 februari 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Met het besluit van 14 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is de minister bij die afwijzing gebleven.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Totstandkoming van het besluit
1. Eiseres heeft verzocht om als tolk te worden ingeschreven in het Rbtv. Het Rbtv is een register waarin tolken en vertalers staan ingeschreven die bevoegd zijn om in Nederland als beëdigde tolk en/of beëdigde vertaler werkzaam te zijn. De functie van registratie is dat tolken, vertalers en opdrachtgevers kunnen nagaan of iemand aan bepaalde beroepseisen voldoet. Tolken en vertalers die zijn ingeschreven in het Rbtv, voldoen aan bepaalde kwaliteits- en integriteitseisen. De competenties zijn vermeld in artikel 3 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (de Wbtv).
2. Een tolk dient voor niveau C1 van het Europees Referentiekader voor Talen (ERK) te beschikken over een diploma van tolkopleiding op minimaal bachelorniveau of hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties waaronder taalvaardigheid in bron- en doeltaal op niveau C1 van het ERK. Dit staat in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (Besluit btv).
3. In artikel 3 van het Besluit inschrijving Rbtv wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid om anderszins aan te tonen te voldoen aan de wettelijke competenties uit artikel 3 van de Wbtv. Omdat eiseres geen diploma op minimaal bachelorniveau heeft en ook geen getuigschrift heeft van een tolkopleiding met minimaal C1-niveau als eindniveau in termen van het ERK die voldoet aan het door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde Kader voor tolk- en vertaaltoetsen [1] , dient zij te voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, tweede lid, van het Besluit inschrijving Rbtv.
4. Verweerder neemt het standpunt in dat eiseres niet voldoet aan één van de vier voorwaarden die zijn opgenomen in artikel 3, tweede lid, van het Besluit inschrijving Rbtv. Het gaat hier om tolkvaardigheid en -attitude. Niet in geschil is dat eiseres geen van de in de beoordelingskaders Tolk C1 hiervoor genoemde diploma’s en/of certificaten heeft.
5. Wanneer een tolk niet objectief kan aantonen aan de voorwaarden voor inschrijving te voldoen, kan in bijzondere gevallen het verzoek tot inschrijving in het Rbtv ter advisering worden voorgelegd aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers (Commissie btv) [2] . Verweerder heeft het geval van eiseres als een bijzonder geval aangemerkt en haar verzoek om inschrijving voorgelegd aan de Commissie btv (Commissie).
6. Bij besluit van 23 februari 2022 heeft verweerder het verzoek van eiseres afgewezen. Aan dit besluit ligt het advies van de Commissie ten grondslag. De Commissie heeft verweerder geadviseerd het verzoek tot inschrijving af te wijzen, omdat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt te beschikken over tolkvaardigheid en -attitude zoals is vereist voor het goed functioneren als tolk Nederland-Arabisch (standaard) op C1-niveau van het ERK.
7. Bij besluit van 14 juli 2022 heeft verweerder het besluit van 23 februari 2022 gehandhaafd. Verweerder acht het advies van de Commissie voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en ook overigens deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent. Daarbij heeft verweerder ook acht geslagen op een nadere toelichting van de Commissie van 5 juli 2022. De in het advies van de Commissie vermelde feiten en omstandigheden kunnen de conclusie dragen dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond te beschikken over het niveau dat voor inschrijving in het Rbtv is vereist.
Beoordeling van het beroep
12. Uit vaste rechtspraak [3] volgt dat verweerder een advies van de Commissie aan zijn besluitvorming ten grondslag mag leggen indien niet is gebleken dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel anderszins gebreken vertoont.
11. De rechtbank volgt verweerder in haar standpunt dat de Commissie blijkens haar advies acht heeft geslagen op alle door eiseres overgelegde stukken en deze in de beoordeling heeft betrokken met als eindconclusie dat deze gegevens onvoldoende zijn om aan te nemen dat eiseres voldoet aan de voorwaarde van tolkvaardigheid en -attitude op het vereiste niveau. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de Commissie in haar advies kan worden gevolgd. De Commissie heeft in het dossier van belanghebbende geen dusdanig bijzondere omstandigheden aangetroffen die maken dat het gebrek aan scholing gecompenseerd kan worden. Dat eiseres zoals zij stelt wel voldoet aan de vereisten ten aanzien van tolkvaardigheden en -attitude heeft zij verder niet onderbouwd met bijvoorbeeld een tegenadvies. De Commissie is gemotiveerd in gegaan waarom de stukken die zij heeft overgelegd over haar opleiding aan ITV Hogeschool onvoldoende zijn en waarom ook haar in het verleden verrichte werkzaamheden als tolk onvoldoende zijn om op basis daarvan aanwezigheid van de vereiste tolkvaardigheden en -attitude aannemelijk te achten. De Commissie heeft verder ook acht geslagen op de overgelegde referenties, maar heeft deze onvoldoende gevonden om het gebrek aan objectieve toetsing van de vereiste tolkvaardigheden en -attitude te compenseren. Dat het portfolio is voorzien van positieve referenties van verschillende werkgevers en dat er geen enkele klacht is ingediend tegen eiseres die te maken heeft met haar tolkvaardigheden en -attitude betekent nog niet dat zij voldoet aan de vereisten. Het gaat om een samenstel van factoren die aanleiding moeten vormen tot het aannemen van bijzondere omstandigheden en eiseres heeft niet gemotiveerd waarom deze referenties haar situatie nu zo bijzonder maken dat de Commissie hieraan een andere waarde had moeten toekennen dan die zij daaraan heeft toegekend. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat het advies van de Commissie onzorgvuldig tot stand is gekomen of naar inhoud niet inzichtelijk of concludent is. Verweerder heeft zich op basis van het advies op het standpunt mogen stellen dat eiseres niet voldoet aan de vereisten voor inschrijving en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het gebrek aan scholing compenseren.
13. Verweerder heeft er verder van uit mogen gaan dat zij alle beschikbare stukken die haar tolktaalvaardigheden en -attitude aannemelijk maken, heeft overgelegd. Aan de enkele mededeling van eiseres dat zij nog beschikt over een portfolio van meer dan 100 pagina’s die betrekking heeft op haar opleiding aan de ITV Hogeschool, heeft verweerder verder geen consequenties hoeven verbinden. Deze stukken had zij eerder aan haar portofolio moeten en kunnen toevoegen.
13. Eiseres voert verder nog aan dat zij niet kan voldoen aan de voorwaarden van het overleggen van diploma’s en/of certificaten omdat opleidingsinstituten geen passend aanbod hebben van opleidingen of cursussen tolkvaardigheid en -attitude. Het is wel mogelijk om aan de ITV Hogeschool de module Algemene Tolkentechnieken (ATT) te volgen, maar deze wordt enkel in de talencombinatie Nederlands-Nederlands gegeven, terwijl eiseres zich wil inschrijven voor de talencombinatie Standaard Arabisch-Nederlands. Eiseres acht het niet zinvol om deze opleiding te doen. Omdat het opleidingsaanbod niet passend is, vindt eiseres dat van haar geen diploma of certificaat voor haar inschrijving in het Rbtv mag worden gevraagd. Zij heeft veel diploma’s en getuigschriften overgelegd en heeft veel werkervaring als tolk. Dit moet voldoende zijn.
15. Dat de module ATT van de ITV Hogeschool niet passend zou zijn, kan de rechtbank niet volgen. Deze instelling biedt een module of toets aan die is erkend door verweerder en met welk certificaat dan wel getuigschrift eiseres zou kunnen worden ingeschreven in de Rbtv in de door haar verzochte talencombinatie. Ook de instelling KTV Toetsing BV biedt een passend aanbod aan die is erkend door verweerder. Het gaat om taaloverstijgende modules die ook zijn opgenomen in het beoordelingskader Tolk C1 en dus ook in de talencombinatie Nederlands-Nederlands passend. Dat eiseres werkervaring heeft en andere cursussen heeft gevolgd, betekent niet dat van haar niet verwacht mag worden dat zij ook deze module volgt. De beroepsgrond slaagt niet.
16. Hetgeen overigens is aangevoerd leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dit betekent dat het beroep ongegrond is.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3, eerste lid, van het Besluit inschrijving Rbtv
2.Artikel 2 van het Besluit Btv
3.Zie bijvoorbeeld Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2846.