ECLI:NL:RBMNE:2023:3456

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/4042
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping omgevingsvergunning voor restaurant wegens niet voldoen aan geluidseisen en goede ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de herroeping van een omgevingsvergunning voor een restaurant in Utrecht. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het exploiteren van een restaurant, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft deze vergunning op 30 juni 2022 herroepen. De rechtbank oordeelt dat het college zorgvuldig heeft gehandeld, omdat niet is aangetoond dat het project voldoet aan de geluidseisen uit de Wet Milieubeheer en dat het in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening. Eiser heeft zijn beroep tegen de herroeping van de vergunning ongegrond verklaard, omdat hij zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de vergunning in stand blijft, en dat er geen sprake is van onevenredige gevolgen voor eiser. De rechtbank benadrukt dat het college niet verplicht is om af te wijken van het bestemmingsplan en dat het aan eiser is om een nieuwe aanvraag in te dienen als hij dat wenst.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4042
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 op het beroep in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.P.A. van der Meer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college).
(gemachtigde: mr. J.J. Broeze)
als derde-partij hebben aan de zaak deelgenomen:
1.
[derde-partij 1];
2.
[derde-partij 2](gemachtigde: mr. P. le Heux);
3.
[derde-partij 3];
alle drie te [plaats] .

Inleiding

1. Eiser heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor een restaurant (categorie D1) in het pand aan de [adres] in [plaats] . Op grond van het bestemmingsplan ‘[locatie]’ rust op het perceel de bestemming ‘Gemengd – 1’, zonder de aanduiding ‘horeca’. Omdat die aanduiding ontbreekt is het exploiteren van een restaurant op deze locatie niet toegestaan. [1]
2. Het is echter mogelijk om een omgevingsvergunning in afwijking van een bestemmingsplan te verlenen, als de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet worden vergroot en het afwijkende gebruik niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [2] Met het besluit van 4 maart 2020 (
de omgevingsvergunning) heeft het college van die mogelijkheid gebruik gemaakt en de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan aan eiser verleend.
3. Derde-partijen zijn het niet eens met de komst van een restaurant op deze locatie en hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. In bezwaar heeft eiser een akoestisch onderzoeksrapport van 6 december 2021 en een onderzoeksrapport over de inpasbaarheid van het restaurant van 7 maart 2022, overgelegd, allebei opgesteld door [bedrijf 1] B.V. Derde-partijen hebben vervolgens een akoestisch tegenrapport van 29 april 2022 overgelegd, opgesteld door [bedrijf 2] .
4. Met het besluit op bezwaar van 30 juni 2022 (
het bestreden besluit) heeft het college de aan eiser verleende omgevingsvergunning herroepen. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat bij nader inzien niet is gebleken dat het project voldoet aan de geluidseisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Daarnaast is het project volgens het college niet in overeenstemming met het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2018 (OHU 2018) en is het college niet bereid om daar van af te wijken.
5. Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is bij de rechtbank op 6 juli 2023 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, vergezeld door [A] , en bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. R.M. Wiersma. Derdepartij 1 is verschenen. Derde-partij 2 heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Derde-partij 3 is op de zitting vertegenwoordigd door haar secretaris, [B] .

Het bestreden besluit

6.
Met het bestreden besluit heeft het college de omgevingsvergunning om twee redenen ingetrokken. Ten eerste blijkt volgens het college uit de rapporten van [bedrijf 1] B.V. niet dat het project voldoet aan de geluidseisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (
het Activiteitenbesluit) en dat het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat:
  • de geluidsmetingen niet conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 zijn verricht, maar dat de normen uit de NEN 5077 zijn toegepast, terwijl die normen alleen gaan over bouwakoestiek en niet over overdrachtsgeluid. De verrichte metingen bevatten ook ten opzichte van de NEN 5077 allerlei tekortkomingen;
  • enkel is onderzocht tot welke maximale geluidsniveaus er aan de geluidseisen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan, maar niet of dat ook de maximale geluidsniveaus zijn die zich in het restaurant zullen voordoen;
  • het stemgeluid van aankomende en vertrekkende bezoekers op straat is niet onderzocht;
  • de beoordeling van het stemgeluid in het restaurant is gebaseerd op slechts 134 gasten waarvan de helft tegelijk aan het woord is, terwijl het restaurant plaats biedt voor 167 gasten;
  • de beoordeling van het geluidsniveau van de installaties is gebaseerd op een sluitingstijd van 00.00 uur, terwijl het restaurant op vrijdagen en zaterdagen tot 02.00 uur open is;
  • het geluidsniveau van de muziek niet is beoordeeld, terwijl de aanvraag vermeldt dat er tot 80Db muziek zal worden afgespeeld in het restaurant.
Ten tweede is het project volgens het college niet in overeenstemming met het OHU 2018, en is het college niet bereid om daar van af te wijken. Hiertoe heeft het college overwogen dat het OHU 2018 enkel nog middelzware (D1) en lichte (D2) horeca toestaat op het perceel en eiser weliswaar middelzware horeca heeft aangevraagd, maar de sluitingstijd tot 02:00u en het feit dat er ook geborreld kan worden in het restaurant maken dat feitelijk sprake zal zijn van zware horeca. Dat is niet toegestaan. Het college is niet bereid om op dat punt af te wijken van het OHU 2018, omdat het woon en leefklimaat aan de [straat] al onder druk staat door het uitgaanspubliek aldaar.

Het geschil

7. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig en onevenredig is en daarom moet worden vernietigd. Op de zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat de rapporten van [bedrijf 1] B.V. volgens hem wél voldoende onderbouwing opleveren om de omgevingsvergunning te kunnen verlenen.
Het college blijft bij het bestreden besluit en stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en niet onevenredig is.
De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het college de omgevingsvergunning met het bestreden besluit in redelijkheid heeft ingetrokken. Dat zal de rechtbank doen aan de hand van de specifieke beroepsgronden die eiser heeft ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

8. Op de zitting heeft eiser de beroepsgrond dat het college het akoestisch tegenrapport van [bedrijf 2] van 29 april 2022 ten onrechte in de heroverweging heeft betrokken, ingetrokken. De rechtbank zal daar in deze uitspraak daarom verder niet op ingaan.
Zorgvuldigheid
9. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid, omdat het college hem in bezwaar een onredelijk korte termijn van één week heeft gegeven om te reageren op het akoestisch tegenrapport van [bedrijf 2] van 29 april 2022, zonder daarbij te kennen te geven dat verlenging van de reactietermijn mogelijk was. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij [bedrijf 1] B.V. heeft benaderd voor een reactie, maar te horen kreeg dat dit niet mogelijk was binnen één week. Eiser heeft vervolgens zelf per e-mail van 9 mei 2022 gereageerd, maar eiser vindt dat het college die reactie niet in de heroverweging heeft betrokken. Ook vindt eiser dat het college hem in de gelegenheid had moeten stellen om de gegevens die volgens het bestreden besluit ontbreken, alsnog in te dienen.
10.1
De rechtbank volgt eiser niet. Eiser is door het college op 9 mei 2022 in de gelegenheid gesteld om binnen één week te reageren op het akoestisch tegenrapport van [bedrijf 2] van 29 april 2022. Eiser heeft op dezelfde dag per e-mail gereageerd. Uit eisers e-mail blijkt niet dat de termijn van een week te kort was om een reactie van [bedrijf 1] B.V. te verkrijgen. Het lag op de weg van eiser om het college om meer tijd te vragen. Het college heeft weliswaar aangegeven wat de planning was voor het nemen van het bestreden besluit, maar dat betekent niet dat een verzoek om verlening van de reactietermijn op voorhand zou worden geweigerd. Overigens heeft eiser ook in beroep geen nadere reactie van [bedrijf 1] B.V. overgelegd, terwijl daar ruimschoots de tijd voor was. ook daaruit blijkt dus niet dat eiser in zijn belangen is geschaad door de reactietermijn van één week.
10.2
Verder ziet de rechtbank ook niet dat de reactie van eiser van 9 mei 2022 niet in de heroverweging zou zijn betrokken. In de reactie geeft eiser aan dat hij zal voldoen aan de geldende wet- en regelgeving en dat hij de punten uit het akoestisch tegenrapport van [bedrijf 2] van 29 april 2022 zal meenemen bij de uitvoering van de werkzaamheden. Daaruit volgt niet dat de weigeringsgronden van het college worden weersproken. De rechtbank kan het college daarom volgen dat eisers reactie is betrokken in de heroverweging, maar niet heeft geleid tot een andere beslissing.
10.3
Het betoog dat eiser niet in de gelegenheid zou zijn gesteld om de ontbrekende gegevens in te dienen, volgt de rechtbank evenmin. Eiser is in bezwaar in de gelegenheid gesteld om op de bezwaren te reageren en heeft één week de tijd gekregen om te reageren op het akoestisch tegenrapport van [bedrijf 2] van 29 april 2022. De beroepsgrond slaagt niet.
Evenredigheid
11. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onevenredige nadelige gevolgen voor hem heeft. Daarbij is niet aannemelijk dat het restaurant wél onevenredige nadelige gevolgen zou hebben voor omwonenden. Het college had daarom moeten beoordelen of het restaurant - desnoods met beperkende voorschriften - alsnog in overeenstemming met het OHU 2018 kon worden gebracht. Als dat niet mogelijk was, had het college ten gunste van eiser moeten afwijken van het OHU 2018. Temeer nu het restaurant gericht is op publiek uit een hoger segment dat niet méér overlast veroorzaakt dan het huidige gebruik van het pand. Het college heeft dit ten onrechte niet gedaan, aldus eiser.
12.1
De rechtbank volgt eiser niet. Het evenredigheidsbeginsel brengt mee dat de nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen. Het college heeft de omgevingsvergunning ingetrokken ter bescherming van de goede ruimtelijke ordening en het woon- en leefklimaat van omwonenden, en heeft daar een uitgebreide onderbouwing voor gegeven. Daarentegen heeft eiser de voor hem nadelige gevolgen geenszins concreet gemaakt en onderbouwd.
12.2
Verder geldt dat het college moest beslissen op de aanvraag zoals eiser die heeft ingediend. Dat is vaste rechtspraak is van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. [3] Het staat het college dus niet vrij om eigenhandig te beoordelen of het restaurant in alternatieve vorm wél mogelijk is. Het is aan eiser om zijn aanvraag te wijzigen of opnieuw in te dienen als hij daartoe bereid is. Voor het betoog dat het restaurant niet méér overlast veroorzaakt, omdat het restaurant publiek aantrekt uit een hoger segment, mist eveneens een onderbouwing. De beroepsgrond slaagt niet.
Voorwaardelijk incidenteel beroep van derde-partij 313. Derde-partij 3 heeft aangevoerd dat zij incidenteel beroep wil instellen als het college geen gelijk krijgt.
14. De rechtbank geeft het college gelijk, waardoor de voorwaarde die derde-partij 3 heeft gesteld niet in werking is getreden. Bovendien is voorwaardelijk incidenteel beroep in de fase bij de rechtbank niet mogelijk.
Conclusie
15. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college de omgevingsvergunning met het bestreden besluit in redelijkheid heeft ingetrokken. Het beroep van eiser is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Voetnoten

1.Artikel 9.1, onder a, van de planregels van het bestemmingsplan [locatie].
2.Dat is bepaald in artikel 2:12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, jo. artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1364.