In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over de bevoegdheid van de AP om handhavend op te treden tegen de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De zaak is ontstaan na een handhavingsverzoek van de eiser, die van mening was dat de Afdeling in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) persoonsgegevens had verstrekt aan journalisten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de AP zich terecht onbevoegd heeft geacht om het handhavingsverzoek in behandeling te nemen, omdat de verwerking van persoonsgegevens in dit geval valt onder de rechterlijke taken van de Afdeling. De rechtbank heeft de prejudiciële vragen die eerder aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld, beantwoord en geconcludeerd dat de AP geen toezicht kan houden op de verwerking van persoonsgegevens door gerechten in het kader van hun rechterlijke taken. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.