ECLI:NL:RBMNE:2023:3554
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van een woning
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juni 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 november 2022 beoordeeld. Eiseres ontving een aanslag voor de onroerendezaakbelasting (OZB) voor haar woning in [woonplaats], waarbij de heffingsambtenaar de waarde op 1 januari 2021 vaststelde op € 179.000,-. Eiseres betwist deze waarde en stelt dat deze te hoog is, en bepleit een lagere waarde van € 167.000,-. De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 behandeld, waarbij beide partijen via MsTeams aanwezig waren.
De rechtbank overweegt dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet hoger is dan de waarde in het economisch verkeer. Dit wordt gedaan aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde van de woning wordt vergeleken met de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen. De heffingsambtenaar heeft een taxatiematrix overgelegd met vergelijkingen van drie woningen in [woonplaats]. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld, en dat de referentiewoningen goed bruikbaar zijn.
Eiseres heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder de gedateerde staat van onderhoud van de woning en de ligging tegenover een school en dichtbij snelwegen. De rechtbank volgt de toelichting van de heffingsambtenaar dat deze factoren subjectief zijn en dat er voldoende rekening is gehouden met de kwaliteit van de woning. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk heeft gemaakt en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.