ECLI:NL:RBMNE:2023:3562
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake de WOZ-waarde van een onroerende zaak
In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 december 2022. Eiser ontving op 21 februari 2022 een aanslag op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), waarin de waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [plaats] voor het belastingjaar 2022 is vastgesteld op € 322.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2021. De heffingsambtenaar heeft deze waarde als heffingsmaatstaf gebruikt voor de onroerendezaakbelastingen. In de uitspraak op bezwaar verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond, waarna eiser in beroep ging.
De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2023 behandeld. De gemachtigde van de heffingsambtenaar was aanwezig via MsTeams, terwijl eiser en zijn gemachtigde zonder bericht van verhindering niet verschenen. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en motiveert dit door te stellen dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar de referentiewoningen die door de heffingsambtenaar zijn gekozen en concludeert dat deze voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de taxatiematrix en de toelichting tijdens de zitting voldoende heeft onderbouwd. Eiser heeft geen argumenten aangedragen die de rechtbank tot een ander oordeel brengen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 april 2023 door mr. R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van D. Burggraaf, griffier. Eiser kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.