ECLI:NL:RBMNE:2023:3562

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
23/191
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake de WOZ-waarde van een onroerende zaak

In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 december 2022. Eiser ontving op 21 februari 2022 een aanslag op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), waarin de waarde van zijn woning aan de [adres 1] in [plaats] voor het belastingjaar 2022 is vastgesteld op € 322.000,- met als waardepeildatum 1 januari 2021. De heffingsambtenaar heeft deze waarde als heffingsmaatstaf gebruikt voor de onroerendezaakbelastingen. In de uitspraak op bezwaar verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond, waarna eiser in beroep ging.

De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2023 behandeld. De gemachtigde van de heffingsambtenaar was aanwezig via MsTeams, terwijl eiser en zijn gemachtigde zonder bericht van verhindering niet verschenen. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en motiveert dit door te stellen dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank heeft hierbij gekeken naar de referentiewoningen die door de heffingsambtenaar zijn gekozen en concludeert dat deze voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser.

De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de taxatiematrix en de toelichting tijdens de zitting voldoende heeft onderbouwd. Eiser heeft geen argumenten aangedragen die de rechtbank tot een ander oordeel brengen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 april 2023 door mr. R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van D. Burggraaf, griffier. Eiser kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/191

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

21 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] (de heffingsambtenaar)

(gemachtigde: R. Keeris).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 december 2022.
Eiser heeft op 21 februari 2022 een aanslag ontvangen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) gekregen, waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [plaats] (de woning) voor het belastingjaar 2022 is vastgesteld op € 322.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2021. De heffingsambtenaar heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van deze woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser is hiertegen in beroep gegaan.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben via MsTeams deelgenomen: de gemachtigde van de heffingsambtenaar. De gemachtigde van eiser en eiser zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De woning is een in 1966 gebouwde twee-onder-een-kapwoning (bungalow) met een aangebouwde garage. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 90 m2 en een kaveloppervlakte van 508 m2.
3. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2021. Eiseres bepleit een lagere waarde, namelijk € 280.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde.
4. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meestbiedende koper voor die woning zou zijn betaald. Bij het vaststellen van de WOZ-waarde van de woning heeft de heffingsambtenaar de woning vergeleken met drie verkopen in [plaats] , namelijk: [adres 2] en [nummer] en [adres 3] . De heffingsambtenaar heeft hierbij de vrijheid om te bepalen welke referentiewoningen hij het meest geschikt vindt. De heffingsambtenaar mag ok in beroep andere refrentiewoningen gebruiken als hij vindt dat er betere referentiewoningen zijn, dan die eerder zijn gebruikt. De referentiewoningen hoeven dus niet identiek te zijn aan de woning. Wel moet de heffingsambtenaar inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden.
5. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting die daarop tijdens de zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de heffingsambtenaar referentiewoningen heeft gekozen die voldoende vergelijkbaar zijn met de woning, omdat zij in dezelfde omgeving liggen, waarvan twee in dezelfde straat, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat bouwjaar en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning.
6. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023 door mr. R. in ‘t Veld, rechter, in aanwezigheid van D. Burggraaf, griffier.
De rechter is verhinderd
dit proces-verbaal te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit proces-verbaal is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.