ECLI:NL:RBMNE:2023:3564
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiser ontving op 25 februari 2022 een aanslag op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), waarin de waarde van zijn onroerende zaak aan de [adres 1] in [plaats] voor het belastingjaar 2022 is vastgesteld op € 2.219.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021. De heffingsambtenaar had deze waarde als heffingsmaatstaf gebruikt voor de onroerendezaakbelastingen. Eiser ging in beroep tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar op 8 juli 2022.
Tijdens de zitting op 21 april 2023, waar de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt door gebruik te maken van vergelijkbare referentiewoningen in de omgeving. Eiser stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 2.000.000,-, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van D. Burggraaf, griffier. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.