ECLI:NL:RBMNE:2023:3564

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
22/3654
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake WOZ-waarde van onroerende zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente. Eiser ontving op 25 februari 2022 een aanslag op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), waarin de waarde van zijn onroerende zaak aan de [adres 1] in [plaats] voor het belastingjaar 2022 is vastgesteld op € 2.219.000,- per waardepeildatum 1 januari 2021. De heffingsambtenaar had deze waarde als heffingsmaatstaf gebruikt voor de onroerendezaakbelastingen. Eiser ging in beroep tegen de ongegrondverklaring van zijn bezwaar door de heffingsambtenaar op 8 juli 2022.

Tijdens de zitting op 21 april 2023, waar de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet, heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt door gebruik te maken van vergelijkbare referentiewoningen in de omgeving. Eiser stelde dat de waarde lager zou moeten zijn, namelijk € 2.000.000,-, maar de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. R. in 't Veld, rechter, in aanwezigheid van D. Burggraaf, griffier. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3654

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

21 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] (de heffingsambtenaar)

(gemachtigde: T.C.A. Houkes).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 juli 2022.
Eiser heeft op 25 februari 2022 een aanslag ontvangen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), waarin de waarde van de onroerende zaak aan de [adres 1] in [plaats] (de woning) voor het belastingjaar 2022 is vastgesteld op € 2.219.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2021. De heffingsambtenaar heeft bij deze beschikking aan eiseres als eigenaar van deze woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser is hiertegen in beroep gegaan.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben via MsTeams deelgenomen: de gemachtigde van de heffingsambtenaar. De gemachtigde van eiser en eiser zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De woning is een in 1923 gebouwde vrijstaande woning met een kleder, garage, berging onder de garage, aparte berging, overkapping en dakkapel. De woning heeft een gebruiksoppervlakte van 356 m2 en een kaveloppervlakte van 2.020 m2.
3. Partijen verschillen van mening over de waarde van de woning per 1 januari 2021. Eiseres bepleit een lagere waarde, namelijk € 2.000.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de door hem vastgestelde waarde.
Hoe wordt de waarde bepaald?
4. De heffingsambtenaar moet aannemelijk maken dat hij de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum niet te hoog heeft vastgesteld. De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meestbiedende koper voor die woning zou zijn betaald. Bij het vaststellen van de WOZ-waarde van de woning heeft de heffingsambtenaar de woning vergeleken met drie verkopen in [plaats] , namelijk: [adres 2] , [adres 3] en [nummer] . De heffingsambtenaar heeft hierbij de vrijheid om te bepalen welke referentiewoningen hij het meest geschikt vindt. De heffingsambtenaar mag ook in beroep andere referentiewoningen gebruiken als hij vindt dat er betere referentiewoningen zijn, dan die eerder zijn gebruikt. Wel moet de heffingsambtenaar inzichtelijk maken op welke manier hij met de onderlinge verschillen rekening heeft gehouden.
5. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix en de toelichting die daarop tijdens de zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de heffingsambtenaar refrentiewoningen heeft gekozen die voldoende vergelijkbar zijn met de woning, omdat zij in dezelfde omgeving liggen, waarvan één in dezelfde straat, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat bouwjaar en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Verder merkt de rechtbank op dat de woning van eiser is getaxeerd op € 2.252.000,-, dit ligt hoger dan de vastgestelde waarde van € 2.219.000,-.
6. Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023 door mr. R. in ‘t Veld, rechter, in aanwezigheid van D. Burggraaf, griffier.
De rechter is verhinderd
dit proces-verbaal te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit proces-verbaal is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.