ECLI:NL:RBMNE:2023:3568

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/161
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens niet duurzaam arbeidsvermogen

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een jongere die een Wajong-uitkering heeft aangevraagd, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die op 1 mei 2021 achttien jaar oud werd, verzocht om een Wajong-uitkering op basis van het ontbreken van duurzaam arbeidsvermogen. Het Uwv had de aanvraag afgewezen, stellende dat eiser op de datum in geding nog niet duurzaam arbeidsvermogen had, maar dat er mogelijkheden waren voor ontwikkeling in de toekomst. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat zijn situatie niet zou verbeteren door de aangeboden behandelingen.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat er op 1 mei 2021 nog niet was uitgesloten dat eiser in de toekomst arbeidsvermogen zou kunnen ontwikkelen. De rechtbank benadrukte dat duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen alleen kan worden aangenomen als er geen enkele kans op verbetering is. De rechtbank concludeerde dat het Uwv terecht had aangenomen dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser niet duurzaam was, en dat de afwijzing van de Wajong-aanvraag in stand bleef. Wel werd het Uwv opgedragen om het griffierecht aan eiser te vergoeden, omdat het Uwv in eerste instantie van een onjuiste datum was uitgegaan.

De uitspraak is van belang voor de beoordeling van Wajong-aanvragen, vooral in gevallen waar de mogelijkheid van toekomstige ontwikkeling van arbeidsvermogen ter discussie staat. De rechtbank heeft de relevante criteria voor de beoordeling van arbeidsvermogen en de rol van medische deskundigen in dit proces uiteengezet.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/161
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2023 op het beroep in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser (hierna ook aangeduid met ‘ [eiser] ’ en ‘ [eiser] ’)

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv)
,verweerder.
(gemachtigde: M. van Mourik)

Inleiding

1. Eiser is op [geboortedag] 2021 achttien jaar oud geworden. Op 31 maart 2021 heeft eiser bij het Uwv per [eiser] achttiende verjaardag een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd. Om in aanmerking te komen voor een Wajonguitkering moet vast komen staan dat eiser op [eiser] achttiende verjaardag duurzaam (dus zonder te verwachten verbetering) geen arbeidsvermogen heeft. Daarvan is sprake als [eiser] duurzaam:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, of;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, of;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij [eiser] niet ten minste twee uur per dag belastbaar is en ook niet in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Deze criteria worden beoordeeld door een verzekeringsarts. De criteria onder a. en b. worden ook beoordeeld door een arbeidsdeskundige.
2. Een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige van het Uwv hebben onderzoek gedaan naar de medische toestand van eiser op 1 mei 2021 en daarna. Zij hebben geconcludeerd dat eiser arbeidsvermogen heeft, omdat géén van de vier criteria zich bij [eiser] voordoet. In het besluit van 15 juni 2021 (
het primaire besluit) heeft het Uwv de Wajongaanvraag van eiser daarom afgewezen.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt en aanvullende medische informatie meegestuurd. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben de medische toestand van eiser opnieuw bekeken. Zij hebben geconcludeerd dat eiser op [eiser] achttiende verjaardag voldoet aan álle vier de criteria zodat [eiser] geen arbeidsvermogen heeft, maar dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam (blijvend) is. Eiser zou in de toekomst wel arbeidsvermogen kunnen ontwikkelen als [eiser] daar de nodige begeleiding bij krijgt en de juiste behandeling(en) volgt. Dat betekent dat eiser nog steeds niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering. In het besluit van 3 december 2021 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser daarom ongegrond verklaard en de afwijzing in stand gelaten.
4. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en diverse medische stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en twee rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 januari en van 25 april 2022 ingediend. De zaak is eerst op 26 april 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, vergezeld door [eiser] moeder [moeder] , tevens bewindvoerder en mentor van eiser, en door [begeleider] , ambulant begeleider van eiser. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
5. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak geschorst en het Uwv verzocht om nadere informatie. Het Uwv heeft hierop een rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 juli 2022 ingediend. Eiser heeft op 10 augustus 2022 gereageerd en twee medische stukken meegestuurd. Op 23 oktober 2022 heeft eiser nog twee medische stukken ingediend, waarop het Uwv een rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep van 20 januari 2023 heeft ingediend. Eiser heeft hier bij brief van 16 februari 2023 op gereageerd en de rechtbank verzocht om een tweede zitting.
6. De zaak is op 11 mei 2023 bij de rechtbank op een tweede zitting behandeld. Eiser is verschenen, wederom vergezeld door [eiser] moeder [moeder] , tevens bewindvoerder en mentor van eiser, en door [begeleider] , ambulant begeleider van eiser. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het geschil
7. Partijen zijn het er over eens dat eiser geen arbeidsvermogen heeft. Zij verschillen echter van mening over de vraag of eiser in de toekomst nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Het Uwv vindt van wel. Eiser vindt van niet. De rechtbank zal hierna aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het Uwv terecht heeft aangenomen dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser niet duurzaam kan worden geacht, zodat [eiser] niet voor een Wajonguitkering in aanmerking komt.
Beoordelingskader
8. Duurzaamheid op grond van de Wajong wordt aangenomen in een situatie waarin arbeidsvermogen zich niet meer kan ontwikkelen. [1] Gelet op de wetsgeschiedenis is hiervan sprake als een betrokkene geen enkel perspectief meer heeft op ontwikkeling en herstel is uitgesloten. De beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen, is een inschatting van de kansen op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Als het Uwv stelt dat duurzaamheid ontbreekt, hoeft het Uwv niet te onderbouwen dat een betrokkene in de toekomst arbeidsvermogen zal hebben. Het Uwv moet in zo’n geval aannemelijk maken dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich in de toekomst op een dusdanige wijze kunnen ontwikkelen dat niet is uitgesloten is dat er op termijn arbeidsvermogen kan ontstaan. Daarbij zijn de bestaande mogelijkheden van de individuele betrokkene tot verbetering van [eiser] belastbaarheid, en de verdere ontwikkeling en toename van [eiser] bekwaamheden van belang. Dit is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter in dit soort zaken. [2]
9. Het Uwv hanteert bij de beoordeling van het arbeidsvermogen in het kader van de Wajong een stappenplan dat is opgenomen in Bijlage 1 van het Compendium Participatiewet. Volgens dit beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van de betrokkene. Voor zover de verzekeringsarts overeenkomstig het stappenplan niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, beoordelen de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige dat gezamenlijk. Zij beoordelen de te verwachten ontwikkeling van de betrokkene, en of die ontwikkeling al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden. Het stappenplan luidt als volgt:
Stap 1
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord daarop ja is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam en is de beoordeling afgerond.
Stap 2
De verzekeringsarts stelt vast of:
er sprake is van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden, en;
de aandoening zodanig ernstig is dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan allebei deze voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam en is de beoordeling afgerond.
Stap 3
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de betrokkene duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
  • het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
  • het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
  • het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
In gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.
Datum in geding
10. De rechtbank stelt voorop dat de datum waar het in deze zaak om gaat (de datum in geding) 1 mei 2021 is. Dat is de dag waarop eiser achttien jaar oud is geworden. In het bestreden besluit gaat het Uwv echter uit van 31 maart 2021. Ook in het rapport in bezwaar van 30 november 2021 gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep uit van 31 maart 2021 als datum in geding. Dat geldt eveneens voor haar rapporten in beroep van 28 januari 2022 en 25 april 2022. De rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn door het Uwv ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit.
11. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit vanwege de gehanteerde onjuiste datum in geding, in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht ondeugdelijk is gemotiveerd. Het beroep van eiser is daarom gegrond, en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
12. In beroep heeft het Uwv een aanvullende motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 juli 2022 ingediend. Hierin gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep wél uit van de juiste datum in geding van 1 mei 2021. Dat betekent dat de rechtbank zal moeten beoordelen of het rechtsgevolg van het vernietigde bestreden besluit (de afwijzing van eisers Wajong-aanvraag) in stand kan blijven. Hiervoor moet de rechtbank bekijken of het bestreden besluit inhoudelijk wél juist is, met andere woorden: is het Uwv terecht tot de conclusie gekomen dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser per 1 mei 2021 niet duurzaam is zodat [eiser] geen Wajong-uitkering kan krijgen? Als dat zo is, dan kan de rechtbank besluiten dat het beroep weliswaar gegrond is, maar dat de afwijzing van eisers Wajong-aanvraag toch blijft gelden.
Standpunt van het Uwv
13. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser per 1 mei 2021 niet duurzaam is. Hierbij heeft het Uwv zich gebaseerd op rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Zij overwegen hierin kort gezegd, dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser per 1 mei 2021 het gevolg is van een crisis waar eiser in is geraakt (angst, paniek en suïcidale gedachten), maar dat die crisis tijdelijk is. Met behulp van psycho-educatie, gevolgd door cognitieve gedragstherapie, kan eiser zich nog op dusdanige wijze ontwikkelen dat op de datum in geding niet is uitgesloten dat [eiser] op termijn arbeidsvermogen ontwikkelt. Door de psycho-educatie heeft eiser nu al meer inzicht in [eiser] beperkingen gekregen, en heeft [eiser] leven op een aantal punten aangepast. Eiser leert [eiser] prikkelgevoeligheid en daarmee [eiser] grenzen beter kennen. De cognitieve gedragstherapie die eiser straks gaat volgen zal gericht zijn op het terugbrengen van [eiser] rituelen (wat eiser nu nog veel energie kost). Eiser zal op bepaalde vlakken beperkt blijven, maar met die beperkingen kan rekening worden gehouden in de werkomgeving, door bijvoorbeeld hulpmiddelen te gebruiken zoals een koptelefoon. Daarbij betrekt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat bij het psychiatrisch onderzoek in 2021 geen concentratieproblemen naar voren kwamen.
Standpunt van eiser
14. Eiser voert aan dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij [eiser] wél duurzaam is. Niet valt te verwachten dat [eiser] beperkingen zullen verbeteren door de behandelingen. Eiser leert hiermee alleen omgaan met [eiser] beperkingen. Dat zal er in de toekomst hoogstens toe kunnen leiden dat eiser iets meer geluk ervaart in het leven, maar niet dat [eiser] belastbaar wordt voor arbeid. Eiser verwijst hiervoor naar de medische stukken van [eiser] behandelaars, waarin volgens eiser geen enkele verwachting wordt uitgesproken over het mogelijke resultaat van de behandelingen die eiser volgt. De behandelaars constateren juist dat er sprake is van een levenslang patroon van beperkingen. Eiser kan geen druk aan. Zodra [eiser] iets ‘moet’ gaat het slechter en raakt [eiser] overprikkeld. Dit is tot nu toe niet verbeterd en zal in de toekomst ook niet verbeteren. De aanpassingen die eiser in [eiser] leven heeft doorgevoerd, komen erop neer dat eiser eigenlijk niks meer doet. [eiser] gaat niet meer naar tekenles, en de manége bezoekt [eiser] nog slechts één keer per twee of drie weken, alwaar [eiser] soms alleen een kopje koffie drinkt en weer naar huis gaat. Het is onbegrijpelijk dat daaruit de conclusie wordt getrokken dat [eiser] leervermogen zou hebben en in de toekomst belastbaar zou zijn, aldus eiser.
Beoordeling door de rechtbank
15. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht tot de conclusie is gekomen dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser per 1 mei 2021 (nog) niet duurzaam kan worden geacht, en de afwijzing van eisers Wajongaanvraag terecht in stand heeft gelaten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
16. Uit het dossier en de stukken die eiser heeft overgelegd blijkt dat eiser is gediagnosticeerd met een autisme spectrum stoornis (ASS) en Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD), onoplettendheid. Daarbij is sprake van een benedengemiddeld en discrepant intelligentieprofiel waardoor risico bestaat op overvraging. Eiser heeft last van depressieve gedachten, dwanghandelingen (rituelen), angst en paniek, en is zeer snel overprikkeld.
17. Eiser heeft regulier onderwijs gevolgd, maar heeft zowel de Havo als het Mbo niet afgemaakt. Van kinds af aan is eiser bij diverse instellingen in behandeling geweest. [eiser] heeft verschillende therapieën gevolgd voor [eiser] prikkelgevoeligheid, bij onder andere [instelling 1] , [instelling 2] , [instelling 3] . Eiser heeft enige tijd dagbesteding gevolgd bij ‘ [instelling 4] ’ maar is daarmee gestopt omdat [eiser] dat niet aankon. In 2019 is eiser na een onderzoek door het [ziekenhuis] doorverwezen naar de Kinderkliniek waar [eiser] therapie heeft gevolgd wegens hyperventilatie en is gestart met een psychologische behandeling. Door de Kinderkliniek is eiser doorverwezen voor specialistische zorg bij [instelling 5] . Eiser is in totaal driemaal in een persoonlijke crisis (burn-out) geraakt: in februari 2019, in februari 2020 en (laatstelijk) in december 2020.
18. Op de datum waar het in deze zaak om gaat, 1 mei 2021, was eiser onder behandeling bij [instelling 5] . [eiser] ging hier toen eens per drie weken naartoe voor psychoeducatie, en stond op de wachtlijst voor cognitieve gedragstherapie (aansluitend). Verder ontving eiser op 1 mei 2021 één keer per week ambulante begeleiding via [instelling 6] en ging [eiser] eens in de twee of drie weken naar een manége voor dagbesteding. De moeder van eiser is [eiser] bewindvoerder en mentor. Ten tijde van het onderzoek in bezwaar was er nog steeds sprake van een crisissituatie bij eiser.
19. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep eisers diagnosen, klachten en behandelgeschiedenis kenbaar hebben betrokken bij hun beoordeling. De rechtbank begrijpt uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eisers rituelen nu nog een grote aanslag zijn op [eiser] energiehuishouding en dat áls de cognitieve gedragstherapie bij eiser aanslaat, [eiser] dus meer energie overhoudt. Verder begrijpt de rechtbank de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zo, dat eisers hoge prikkelgevoeligheid (zeker in bepaalde mate) blijvend zal zijn, maar dat eiser doordat [eiser] beperkingen door de psycho-educatie beter leert kennen, ook kan leren om [eiser] grenzen beter te bewaken zodat een crisissituatie kan worden voorkomen. De twee behandelingen kunnen dus enerzijds zorgen voor meer energie en anderzijds voor minder (over)belasting. De rechtbank ziet dat de psycho-educatie er op dit moment feitelijk alleen nog toe heeft geleid dat eiser [eiser] leven zo heeft aangepast dat [eiser] nauwelijks meer iets onderneemt. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep er echter in volgen dat nu nog niet kan worden uitgesloten dat, dat anders kan zijn als de cognitieve gedragstherapie bij eiser aanslaat, omdat eiser dan meer energie overhoudt.
20. Naast deze mógelijke behandelresultaten zal eiser op een aantal vlakken altijd beperkt blijven. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep er echter in volgen dat met de overgebleven beperkingen rekening kan worden gehouden in de werkomgeving. Eiser zal nooit in staat zijn om op hoog handelingstempo, in grote groepen of in een lawaaiige omgeving te functioneren. Ook is [eiser] blijvend beperkt voor conflicthantering en moet eiser in een voor [eiser] bekende omgeving terecht komen, met veel structuur. Hierbij moet eiser altijd terug kunnen vallen op iemand die voor [eiser] vertrouwd voelt. Verder kan eiser gebruikmaken van hulpmiddelen zoals een geluiddempende koptelefoon. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser niet in staat wordt geacht om in de toekomst een functie op de reguliere arbeidsmarkt te vervullen. Bij arbeidsvermogen gaat het slechts om het verrichten van een taak (een handeling), in dit geval het plaatsen van onderdelen op een printplaat, voor een beperkt deel van de dag in een beschermde omgeving die ingericht is naar eisers beperkingen.
21. Samengevat kan de rechtbank het Uwv erin volgen dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie bij eiser zich in de toekomst nog op een dusdanige wijze kúnnen ontwikkelen, dat op de datum in geding nog niet uitgesloten is dat er op termijn arbeidsvermogen kan ontstaan bij eiser. Het betoog van eiser slaagt niet.

Conclusie

22. Gelet op het voorgaande is het Uwv naar het oordeel van de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat het ontbreken van arbeidsvermogen bij eiser per 1 mei 2021 niet duurzaam is, zodat [eiser] geen Wajong-uitkering kan krijgen. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit daarom in stand. Dat betekent dat het beroep van eiser weliswaar gegrond is, maar dat de afwijzing van [eiser] Wajong-aanvraag toch blijft gelden.
23. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat het Uwv het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-- aan [eiser] moet vergoeden.
24. Ten overvloede wijst de rechtbank partijen tot slot op de amberregeling uit de Wajong. Iemand die op [eiser] achttiende verjaardag wel medische beperkingen als gevolg van ziekte had, maar toen niet in aanmerking kwam voor een Wajong-uitkering, kan alsnog in aanmerking komen voor een Wajong-uitkering als diegene binnen vijf jaar na de achttiende verjaardag alsnog duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Hieraan moet dan wel dezelfde (ziekte)oorzaak ten grondslag liggen. [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het Uwv op om het door eiser betaalde griffierecht van € 50,-- aan [eiser] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:508.
3.Dit staat in artikel 1a:1, tweede lid, van de Wajong.