ECLI:NL:RBMNE:2023:3593
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) na veroordeling tot gevangenisstraf
In deze zaak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG). Eiser had de VOG aangevraagd voor een functie als vrijwilliger bij de Stichting Bidaya in Hilversum. De aanvraag werd afgewezen door de minister voor Rechtsbescherming op basis van een verdenking van een strafbaar feit die op het strafblad van eiser voorkomt binnen de terugkijktermijn van vier jaar. De minister handhaafde deze afwijzing na het indienen van bezwaar door eiser.
Tijdens de zitting op 7 juli 2023, waar zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren, werd het beroep behandeld. De rechtbank deed onmiddellijk uitspraak na de zitting. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser niet meer konden slagen, omdat hij inmiddels was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Dit feit veranderde de context van zijn argumenten, die uitgingen van een geringe betrokkenheid bij het strafbare feit.
De rechtbank concludeerde dat de minister de belangenafweging in het nadeel van eiser had mogen laten uitvallen. Ondanks positieve rapportages over eiser, woog dit niet op tegen de ernstige verdenking van betrokkenheid bij brandstichting die resulteerde in de dood van twee personen. Het beroep werd ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen VOG ontvangt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.