In deze zaak heeft eiser, die van 2 oktober 2017 tot en met 30 juni 2022 een woning huurde van gedaagde sub 1, een waarborgsom van € 1.095,00 betaald. Gedaagde sub 1 heeft deze borg niet terugbetaald, omdat hij stelt dat de woning vervuild en beschadigd is achtergelaten. Eiser vordert de terugbetaling van de borg, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter oordeelt dat eiser in beginsel recht heeft op teruggave van de borg, omdat er bij aanvang van de huur geen beschrijving van de woning is opgemaakt. Dit betekent dat de woning geacht wordt in dezelfde staat te zijn als bij aanvang van de huur. Gedaagde sub 1 heeft geprobeerd tegenbewijs te leveren, maar dit is onvoldoende om het wettelijk vermoeden te ontkrachten. De kantonrechter concludeert dat gedaagde sub 1 geen kosten voor het vervangen van apparaten en meubilair mag verrekenen met de borg. Eiser heeft erkend dat er schoonmaakwerkzaamheden moesten worden verricht, waardoor gedaagde sub 1 € 242,- van de borg mag inhouden. Gedaagde sub 1 heeft ook een belastingaanslag van € 633,56 genoemd, maar de kantonrechter oordeelt dat dit bedrag niet op de borg mag worden ingehouden. Uiteindelijk heeft eiser recht op teruggave van € 853,-, plus wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde sub 1 wordt veroordeeld in de proceskosten.