Op 2 februari 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De zaak betreft de intrekking van het recht op bijstand van de verzoeker, die op 19 april 2022 door verweerder is uitgevoerd met terugwerkende kracht tot 1 maart 2022. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, waarna verweerder op 1 augustus 2022 het primaire besluit heeft gehandhaafd voor zover het de bijstand per 1 augustus 2021 betreft. Op 16 december 2022 heeft verweerder de beslissing op bezwaar van 1 augustus 2022 ingetrokken en vervangen door een nieuwe beslissing, maar handhaafde wederom het primaire besluit. De verzoeker trok zijn beroep in en vroeg om een vergoeding van de proceskosten, maar verweerder weigerde deze vergoeding.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat partijen niet voor een zitting werden uitgenodigd, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank kan een bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken en het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat verweerder met de nieuwe beslissing op bezwaar van 16 december 2022 niet tegemoet is gekomen aan de verzoeker, aangezien de motivering van het primaire besluit ongewijzigd bleef. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 februari 2023 door rechter J.G. Nicholson, in aanwezigheid van griffier N.R. Hoogenberk. De partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.