In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2023 een beschikking gegeven over de onderbewindstelling van een echtgenoot binnen een gemeenschap van goederen. Het verzoek tot ondercuratelestelling werd ingediend door de verzoeker, die zich zorgen maakte over het beheer van de huwelijksgoederengemeenschap door de andere echtgenoot, vooral in het licht van de kosten van verblijf van de betrokkene in een zorginstelling. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 9 januari 2023 ter griffie was ingekomen, en de zittingen vonden plaats op 18 januari en 3 maart 2023. Tijdens deze zittingen werd duidelijk dat de betrokkene, geboren in 1953, niet in staat was haar belangen te behartigen door haar lichamelijke of geestelijke toestand. De verzoeker stelde dat er al aanzienlijke bedragen uit het huwelijksvermogen waren verdwenen door oplichtingspraktijken, en dat de echtgenoot niet in staat was om de gemeenschap goed te beheren. De kantonrechter heeft de betrokkene niet gehoord, omdat zij niet in staat was haar mening kenbaar te maken. Na verschillende zittingen en het inbrengen van nieuwe informatie, heeft de kantonrechter besloten om een beschermingsbewind in te stellen in plaats van ondercuratelestelling, omdat dit een minder verstrekkende maatregel is. De kantonrechter heeft [onderneming] B.V. benoemd als bewindvoerder en de beloning voor de bewindvoerder vastgesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.