Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Wat zijn de feiten?
3.Wat willen [eiseressen sub 1, sub 2 en sub 3] en wat vindt [gedaagde] ervan?
4.Wat vindt de kantonrechter ervan?
€ 24.071,79 op 9 januari 2023 in deelbedragen heeft betaald. De betaling hiervan vond dus plaats buiten de door [eiseressen sub 1, sub 2 en sub 3] gegeven termijn. De kantonrechter overweegt dat [eiseressen sub 1, sub 2 en sub 3] , na ontvangst van alle verschuldigde premies, ervoor hadden kunnen kiezen om geen verdere gerechtelijke stappen te ondernemen, gelet op de kennelijke onervarenheid van [gedaagde] met de digitale kennisomgeving, de bij [gedaagde] aanwezige verwarring over de facturen en crediteringen en gelet op de inspanningen die [gedaagde] heeft verricht om – uiteindelijk – aan haar verplichtingen te voldoen. [eiseressen sub 1, sub 2 en sub 3] hebben hier echter niet voor gekozen, maar hebben aanspraak gemaakt op vergoeding van de door hen gemaakte kosten en rente. De kantonrechter overweegt dat [eiseressen sub 1, sub 2 en sub 3] hiertoe ook gerechtigd zijn. Verder overweegt de kantonrechter dat de aan [gedaagde] gegeven betalingstermijn een redelijke termijn is geweest en dat de gevolgen van de niet tijdige betaling daarom voor rekening en risico van [gedaagde] moeten komen. Dat [eiseressen sub 1, sub 2 en sub 3] op 12 januari 2023 in een e-mail hebben geschreven dat het dossier op 9 december 2022 was gesloten, is kennelijk niet juist en nu [gedaagde] toen ook nog niet betaald had, mocht hij ook niet van de juistheid daarvan uitgaan.
Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokostenen worden geacht redelijk te zijn. De vordering is daarom toewijsbaar.
- dagvaarding € 132,29
- griffierecht € 365,00
- salaris gemachtigde
€ 264,00(2 punten x tarief € 132,00)
Totaal € 761,29.