In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 21 juli 2023, is een kort geding aan de orde waarin de eisende partij, een besloten vennootschap, vorderingen heeft ingediend tegen twee andere besloten vennootschappen. De eisende partij verzoekt om de executie van een eerder vonnis te staken, omdat zij van mening is dat dit vonnis berust op een juridische misslag. Het vonnis in kwestie, gewezen op 2 november 2022, betrof een huurgeschil waarin de kantonrechter had geoordeeld dat de eisende partij een bedrag van € 138,61 moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De eisende partij stelt echter dat de toegewezen rente over een bedrag van € 5.991,87 niet had mogen worden toegewezen, omdat deze vordering verjaard was.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter, mr. A.A.T. van Rens, vastgesteld dat de eisende partij een spoedeisend belang heeft, aangezien de gedaagden hebben aangegeven de executie van het vonnis te willen starten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de executie van het vonnis moet worden gestaakt, omdat er sprake is van een juridische misslag. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 500,- per dag indien zij niet voldoen aan de hoofdveroordeling, met een maximum van € 20.000,-. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij.
In reconventie hebben de gedaagden hun vordering afgewezen zien worden, en zijn zij ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is opgemaakt door de griffier, mr. F.G.T. Russcher-Jansen, op 26 juli 2023.