In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, eigenaar van een bedrijfspand, en een gedaagde, een besloten vennootschap die interesse had in de aankoop van het pand. De eiser vorderde nakoming van een koopovereenkomst, terwijl de gedaagde stelde dat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen. De partijen waren sinds 28 februari 2023 in onderhandeling over de verkoop, maar de gedaagde trok zich terug na onduidelijkheid over de uitkomst van een bodemonderzoek en andere voorwaarden. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen perfecte koopovereenkomst was gesloten, omdat essentiële voorwaarden niet waren overeengekomen. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.855,- werden begroot. De uitspraak benadrukt het belang van overeenstemming over de essentialia van een overeenkomst en de contractsvrijheid van partijen om zich terug te trekken uit onderhandelingen.