Op 3 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft een beroep dat de eiser heeft ingediend tegen een beslissing op bezwaar van verweerder, gedateerd 25 oktober 2022. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het griffierecht door de eiser niet op tijd is betaald. Dit is in strijd met artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin staat dat iemand die in beroep gaat, griffierecht moet betalen. In dit geval bedroeg het griffierecht € 50,-.
De rechtbank heeft op 6 januari 2023 een aangetekende brief naar de eiser gestuurd, waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken moest worden betaald. Aangezien de rechtbank het bedrag niet op tijd heeft ontvangen en de eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, omdat het beroep niet inhoudelijk is behandeld.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 april 2023 door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen binnen zes weken na de uitspraak, indien hij het niet eens is met de beslissing.