Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2023 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
Inleiding
Overwegingen
Beslissing
P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 4 april 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had bezwaar aangetekend tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) die op 16 mei 2022 was genomen. Eiser stelde dat het UWV niet tijdig had beslist op zijn bezwaar, dat op 15 juni 2022 was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het UWV inderdaad te laat had beslist, wat ook door het UWV zelf was erkend in een brief van 1 februari 2023. Eiser had het UWV op 6 december 2022 in gebreke gesteld, waarna de wettelijke termijn van twee weken was verstreken zonder dat er een beslissing was genomen.
De rechtbank stelde vast dat het beroep kennelijk gegrond was op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank wees erop dat, volgens artikel 4:17 van de Awb, het UWV een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, tot een maximum van 42 dagen. De rechtbank bepaalde dat het UWV een totale dwangsom van € 1.442,- aan eiser moest betalen. Daarnaast werd het UWV opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn zou worden overschreden, tot een maximum van € 15.000,-.
Verder werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die op € 418,50 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 50,-. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. S.C.A. van Kuijeren, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk, en werd openbaar uitgesproken op 4 april 2023.