ECLI:NL:RBMNE:2023:3998

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/874
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om herbeoordeling door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Op 4 april 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.E. Roberts-Hafkamp, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar verzoek om herbeoordeling, ingediend op 1 december 2022. De rechtbank constateerde dat de beslistermijn van acht weken, zoals voorgeschreven in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, was overschreden. Verweerder had uiterlijk op 26 januari 2023 moeten beslissen, maar dit was niet gebeurd. Eiseres had op 6 februari 2023 een ingebrekestelling gestuurd, maar ook daarna bleef het stil.

De rechtbank oordeelde dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, verweerder een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat hij in gebreke blijft. De rechtbank stelde de dwangsom vast op € 1.442,-, te betalen voor de periode van 20 februari 2023 tot 3 april 2023. Daarnaast bepaalde de rechtbank dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing moet nemen. Voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, moet verweerder een dwangsom van € 100,- betalen, met een maximum van € 15.000,-.

Verder oordeelde de rechtbank dat het beroep gegrond was, wat betekende dat eiseres recht had op een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank kende een bedrag van € 418,50 toe aan eiseres, omdat zij een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld. Tot slot werd bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiseres moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/874

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 april 2023 de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.E. Roberts-Hafkamp)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar verzoek om herbeoordeling.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar verzoek om herbeoordeling ingediend op 1 december 2022. Verweerder moet binnen acht weken beslissen op het verzoek om herbeoordeling. Dat staat in artikel 101, derde lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Verweerder had dus uiterlijk op 26 januari 2023 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat verweerder de ingebrekestelling op 6 februari 2023 heeft ontvangen en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
4. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb).
5. Verweerder heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit nu alsnog (artikel 8:55c Awb). De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 20 februari 2023 tot 3 april 2023 en bedraagt € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Ambtshalve is de rechtbank ermee bekend dat de vertragingen in de afhandeling van verzoeken om herbeoordeling bij verweerder komt door een tekort aan artsen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de beslistermijn vast te stellen op vier weken. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
8. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50.
10. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 4 april 2023 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.