ECLI:NL:RBMNE:2023:4047

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
10586212 \ LV EXPL 23-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak; ontruiming en overlast door huurder onder beschermingsbewind

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap, ontruiming van de woning die zij verhuurt aan de onderbewindgestelde, die zich schuldig zou hebben gemaakt aan overlast. De kantonrechter heeft op 3 augustus 2023 in kort geding geoordeeld dat de vorderingen van de eiseres moeten worden afgewezen. De eiseres had de huurovereenkomst beëindigd zonder de gedaagde, die als bewindvoerder optreedt, te betrekken in het proces. De kantonrechter oordeelde dat er geen hoor- en wederhoor was toegepast, wat essentieel is in dergelijke procedures. De onderbewindgestelde had zich schuldig gemaakt aan het ingooien van de ruiten van de buurman en andere overlast, maar de kantonrechter kon niet met hoge mate van zekerheid oordelen dat de vordering tot ontruiming in een bodemprocedure zou worden toegewezen. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 529,00 werden vastgesteld. De zaak illustreert het belang van het betrekken van alle partijen in een juridische procedure, vooral wanneer er sprake is van beschermingsbewind.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: 10586212 \ LV EXPL 23-21
Vonnis in kort geding van 3 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. Jansen,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[handelsnaam], gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
in hoedanigheid van bewindvoerder van
[onderbewindgestelde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E. van Lith.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
De onderbewindgestelde wordt hierna [onderbewindgestelde] genoemd.

1.De zaak in het kort

1.1.
In dit kort geding vordert [eiseres] ontruiming van de woning die zij verhuurt aan [onderbewindgestelde] en betaling van de lopende huur tot de daadwerkelijk ontruiming.
1.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de vorderingen moeten worden afgewezen en dat [eiseres] de proceskosten van [gedaagde] moet betalen.
1.3.
De motivering van deze beslissingen volgt onder punt 5.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de nadere producties van [eiseres] ;
  • de mondelinge behandeling op 20 juli 2023;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juli 2023. Namens [eiseres] zijn verschenen mevrouw [A ] en mevrouw [B] , beiden medewerkers bij [eiseres] , bijgestaan door mr. M. Jansen. Aan de andere kant zijn [gedaagde] en [onderbewindgestelde] verschenen, bijgestaan door mr. E. van Lith. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling.
2.3.
Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag vonnis wordt gewezen.

3.Waar gaat deze zaak over?

3.1.
Sinds 2007 verhuurt [eiseres] aan [onderbewindgestelde] de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). De maandelijkse huur bedraagt nu € 878,57.
3.2.
In artikel 13.6 van de op de huurovereenkomst toepasselijke
Algemene Bepalingen huurovereenkomst woonruimtestaat:
“ Huurder zal zich gedragen en het gehuurde gebruiken en onderhouden zoals een goed huurder betaamt.”
3.3.
[onderbewindgestelde] heeft op 13 en op 16 april 2023 de ruit van de voordeur van zijn buurman de heer [C] (hierna: [C] ) ingegooid met een baksteen. Daarna is [onderbewindgestelde] , ook ’s nachts, meerdere keren in de voor- en achtertuin geweest van [C] en is hij zelfs op de dakgoot van [C] geklommen. Deze gedragingen zijn door de camera’s van [C] opgenomen.
3.4.
Op 11 mei 2023 schrijft [eiseres] het volgende aan [onderbewindgestelde] :
“ Recent zijn wij op de hoogte gesteld van verschillende aangiften tegen u in verband met het lastigvallen van uw buren. Het zou gaan om het bekladden van een auto met viltstift, het gooien van een kroonluchter in de achtertuin van uw buurman en het meerdere keren
proberen open te maken van deuren van uw buren. Daarnaast is er naar verluid ook een
poging tot inbraak gedaan door u met als gevolg schade aan de kozijnen van de woning van uw buren. U bent aansprakelijk voor de schade die u veroorzaakt aan de woning van uw buren.
Het veroorzaken van overlast is op grond van uw huurovereenkomst en de daarbij behorende algemene bepalingen niet toegestaan. U dient zich te gedragen als 'goed huurder'.
Wij tolereren dit soort gedrag op geen enkele wijze en daarom sommeren wij u om per direct uw gedrag jegens uw buren te staken en om uw buren niet meer lastig te vallen in welke vorm dan ook.”
3.5.
Op 13 mei 2023 om 01:37 uur ’s nachts begeeft [onderbewindgestelde] zich weer in de voortuin van [C] . Daarop heeft [eiseres] bij brief van 19 mei 2023 aan [onderbewindgestelde] verzocht om vrijwillig de huurovereenkomst op te zeggen. Hierop is geen reactie van [onderbewindgestelde] gekomen.
3.6.
Op 25 juni 2023 is op camerabeelden te zien dat [onderbewindgestelde] zich weer in de voor- en achtertuin van [C] begeeft.
3.7.
[eiseres] is daarna bekend geworden met het feit dat [onderbewindgestelde] al sinds 17 februari 2015 onder beschermingsbewind staat van [gedaagde] wegens zijn lichamelijke/geestelijke toestand. Bij brief van 29 juni 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres] [gedaagde] aangeschreven met onder meer de mededeling dat zij opdracht heeft gekregen om een kortgedingprocedure op te starten en dat dit kan worden voorkomen als [gedaagde] de huurovereenkomst van [onderbewindgestelde] vrijwillig opzegt en de woning oplevert.
[gedaagde] is hiermee niet akkoord gegaan.

4.Wat vordert [eiseres] ?

4.1.
[eiseres] vordert, kort gezegd, veroordeling van [gedaagde] , in hoedanigheid van bewindvoerder van [onderbewindgestelde] , tot:
I. ontruiming van de woning,
II. betaling van € 878,57 per maand vanaf 1 augustus 2023 voor elke maand dat de
woning niet aan [eiseres] is opgeleverd, te vermeerderen met rente, en
III. betaling van de proceskosten en de nakosten.
4.2.
[gedaagde] voert verweer.
4.3.
De kantonrechter zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingaan op de stellingen van partijen.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Allereerst moet worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang van [eiseres] . De kantonrechter is van oordeel dat hiervan, gelet op de aard van de vordering en de situatie tussen partijen, voldoende is gebleken.
Ontruiming in kort geding?
5.2.
Toewijzing van de ontruiming in kort geding heeft het verstrekkende – en in de praktijk vaak onomkeerbare – gevolg dat de huurder zijn woning verliest. Daarom is voor toewijzing in kort geding vereist dat het in hoge mate waarschijnlijk moet zijn dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en de ontruiming eveneens zal toewijzen in een bodemprocedure. In deze kortgedingprocedure moet de kantonrechter thans echter uitgaan van de voorshands vaststaande feiten, zonder nader onderzoek hiernaar.
5.3.
Op grond van artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is [onderbewindgestelde] verplicht zich ten aanzien van het gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit betekent niet alleen dat de huurder voor de zaak zelf goed heeft te zorgen, maar ook dat hij zich zodanig gedraagt dat aan derden die zich in de omgeving van het gehuurde bevinden, zoals [C] , geen overlast wordt bezorgd. Een dergelijke tekortkoming van de huurder kan op zichzelf tot ontbinding van de huurovereenkomst leiden.
5.4.
Het is [onderbewindgestelde] zwaar aan te rekenen dat hij tot twee keer toe de ruiten van [C] heeft ingegooid en – zeker in dat licht bezien – dat hij zich daarna ook meermaals (ook ‘s nachts) in de voor- en achtertuin en op de dakgoot van de woning van [C] heeft begeven. De kantonrechter begrijpt dan ook dat [C] bang is geworden en zelfs tijdelijk ergens anders is gaan verblijven.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [onderbewindgestelde] door zijn gedragingen is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting om zich als een goed huurder te gedragen. Op grond van artikel 6:265 BW rechtvaardigt iedere tekortkoming ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Van die uitzondering is in deze zaak
– naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter– sprake. Daarbij is het volgende van belang.
5.6.
[onderbewindgestelde] staat onder beschermingsbewind van [gedaagde] . [eiseres] is hier pas later – na haar beslissing om de huurovereenkomst te beëindigen – achter gekomen.
Dit terwijl [eiseres] had kunnen en moeten weten dat [onderbewindgestelde] onder beschermingsbewind staat, omdat dit bewind is gepubliceerd.
5.7.
Maar ook nadat [eiseres] bekend was geworden met het beschermingsbewind, heeft zij geen aanleiding gezien om de andere kant van het verhaal te horen. Dit klemt temeer nu [onderbewindgestelde] niet voor niets al geruime tijd een bewindvoerder heeft, namelijk omdat hij vanwege zijn lichamelijke en geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Het had op de weg van [eiseres] gelegen – zeker gelet op het beschermingsbewind en ook in het kader van hoor- en wederhoor – om op zijn minst tijdig in gesprek te gaan met [gedaagde] . In plaats daarvan schrijft [eiseres] aan [gedaagde] , nadat het al te laat was omdat [eiseres] al had besloten om de huur te beëindigen, een brief waaruit volgt dat de opdracht tot dagvaarding al is gegeven.
5.8.
Omdat [eiseres] geen hoor- en wederhoor heeft toegepast is zij – net als de kantonrechter – pas op de zitting bekend geworden met het verhaal aan de kant van [onderbewindgestelde] .
[onderbewindgestelde] heeft op de zitting verklaard dat hij verliefd was op [C] en dat zij iets met elkaar hebben gehad. Nu heeft [C] een affectieve relatie met de beste vriend van [onderbewindgestelde] , waar [C] ook regelmatig verblijft. Volgens [onderbewindgestelde] komt [C] ook ongevraagd in de tuin van [onderbewindgestelde] en bovendien heeft [C] de sleutel van de woning van [onderbewindgestelde] waar hij ook ongevraagd binnenkomt. Wanneer [C] samen met zijn vriend thuis is dan zijn zij [onderbewindgestelde] vaak aan het pesten door bijvoorbeeld op de muren te bonken en geluiden te maken. Omdat [onderbewindgestelde] door dit alles was geïrriteerd, heeft hij de ruiten van [C] ingegooid, aldus [onderbewindgestelde] .
5.9.
Het verhaal van [onderbewindgestelde] staat haaks op het verhaal van [C] . Aangezien [eiseres] niet een bodemprocedure, maar een kortgedingprocedure heeft ingesteld op basis van een eenzijdig verhaal van [C] zonder de feiten zelf nader te onderzoeken, kan de kantonrechter op basis van de beschikbare stukken onvoldoende feiten vaststellen en geen nader feitenonderzoek doen omdat dit in een kortgedingprocedure is. Wel kan worden vastgesteld dat de incidenten alleen zijn gericht op [C] en niet op andere buren en dat er na de twee vernielingen op 13 en 16 april 2023 dit niet meer is gebeurd. Of sprake is van enkele incidenten in een korte periode of dat er sprake is van een voortdurende structurele overlast tegen [C] kan in het kader van dit kort geding dus onvoldoende worden vastgesteld.
5.10.
[gedaagde] heeft verder op de zitting verklaard dat zij het jammer vindt dat [eiseres] niet tijdig contact heeft opgenomen met haar voor deze procedure. Hoewel [onderbewindgestelde] verstandelijk beperkt is, heeft [gedaagde] wel goede invloed op hem. Zij had ervoor kunnen zorgen dat de situatie niet (verder) zou escaleren. [gedaagde] heeft nu met [onderbewindgestelde] afgesproken dat hij niet meer in de tuin van [C] komt. Verder komt er een curatele aanvraag voor [onderbewindgestelde] en begeleiding vanuit de GGD. De incidenten zullen zich volgens [gedaagde] niet meer voordoen. [onderbewindgestelde] huurt de woning al 16 jaar en er hebben zich nooit dergelijke problemen voorgedaan.
5.11.
Onder de hiervoor genoemde omstandigheden kan de kantonrechter niet op voorhand met hoge mate van zekerheid oordelen dat vordering tot ontruiming in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Dit betekent dat de vordering tot ontruiming in het kader van dit kort geding – vooralsnog – moet worden afgewezen.
Lopende huur
5.12.
[eiseres] vordert daarnaast dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de lopende huur tot de dag dat de woning daadwerkelijk wordt ontruimd, te vermeerderen met wettelijke rente.
5.13.
De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst al gehouden is om de lopende huur te betalen. Een veroordeling daartoe is niet nodig. Volgens [eiseres] leert de ervaring dat na de start van een gerechtelijke procedure doorgaans geen huurbetalingen meer worden voldaan, maar dit levert geen grond op voor toewijzing. Zeker nu [onderbewindgestelde] een bewindvoerder heeft, in de WSNP zit en bovendien geen huurachterstand heeft.
Proceskosten
5.14.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 529,00 aan salaris gemachtigde.

6.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten van [gedaagde] , die tot en met vandaag worden vastgesteld op € 529,00 aan salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2023.
1298