ECLI:NL:RBMNE:2023:4069

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 836
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiseres, werkzaam als medewerkster thuiszorg, zich op 19 maart 2020 ziek gemeld en op 27 december 2021 een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Het Uwv heeft haar aanvraag op 12 april 2022 afgewezen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 18 juli 2023 heeft eiseres aangevoerd dat haar belastbaarheid niet correct is vastgesteld en dat de geduide functies haar belastbaarheid overschrijden. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld en geen tegenstrijdigheden bevatten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de FML van 13 juli 2023 de beperkingen van eiseres correct weergeeft en dat de geduide functies passend zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar heeft het Uwv wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.C.G. Reus),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1.1
Eiseres is als uitzendkracht werkzaam geweest als medewerkster thuiszorg voor 32 uur per week. Zij heeft zich op 19 maart 2020 ziek gemeld.
1.2
Op 27 december 2021 heeft eiseres een aanvraag voor een uitkering op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ingediend. In het kader van deze
WIA-aanvraag hebben een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv onderzoek gedaan.
Volgens de verzekeringsarts heeft eiseres verminderde functionele mogelijkheden als
gevolg van ziekte of gebrek. De beperkingen van eiseres zijn opgenomen in de Functionele
Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 maart 2022. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat
eiseres haar eigen werk als medewerkster thuiszorg niet meer kan doen en heeft vervolgens
verschillende functies geduid die eiseres, met de aangenomen beperkingen, moet kunnen
verrichten. Op basis van de geduide functies komt de arbeidsdeskundige uit op een
arbeidsongeschiktheidspercentage van 0%. Met het besluit van 12 april 2022 (het primaire
besluit) heeft het Uwv eiseres een WIA-uitkering geweigerd met ingang van 17 maart 2022,
omdat zij minder dan 35% (namelijk 0%) arbeidsongeschikt is.
1.3
De verzekeringsarts heeft na een verzoek van eiseres informatie opgevraagd. In het rapport van 8 augustus 2022 heeft de verzekeringsarts overwogen dat de informatie van de longarts van 13 juni 2022 en de informatie van de revalidatiearts van 8 juli 2022 (waarbij is gevoegd de brief van 28 juni 2022) niet leiden tot herziening van de aangenomen belastbaarheid.
1.4
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit om de WIA-uitkering te weigeren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben vervolgens onderzoek gedaan. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er aanleiding om de eerder vastgelegde belastbaarheid te wijzigen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom op 22 december 2022 een nieuwe FML vastgesteld. De arbeidskundige bezwaar en beroep heeft de door de arbeidsdeskundige geduide functies verworpen en nieuwe functies geduid. De arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft zij berekend op 11,94%.
1.5
Bij besluit van 2 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van
eiseres ongegrond verklaard, omdat eiseres nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.6
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft op 19 juni 2022
aanvullende gronden ingediend en een rapport van bedrijfs- en verzekeringsarts [A]
van 19 juni 2023. Het Uwv heeft een verweerschrift van 7 juli 2023, een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 5 juli 2023, een FML van 5 juli 2023 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 6 juli 2023 ingediend.
1.7
Op basis van de gewijzigde FML van 5 juli 2023 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep één van de geduide functies, namelijk textielproductenmaker, verworpen. Hij heeft de arbeidsongeschiktheid van eiseres berekend op 22,48%.
1.8
Op 14 juli 223 heeft het Uwv een aanvullend rapport van 13 juli 2023 en een FML van 13 juli 2023 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overgelegd.
1.9
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2023. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

2. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert in beroep aan dat haar belastbaarheid niet juist is vastgesteld en dat de geduide functies haar belastbaarheid overschrijden.

Het beoordelingskader

3. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is.
Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, niet voldoende is voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.

De beoordeling door de rechtbank

De medische kant van het bestreden besluit
4. Eiseres heeft aangevoerd dat aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen. In de rubriek werktijden moeten volgens eiseres verdergaande beperkingen worden aangenomen. Ter onderbouwing verwijst zij naar het rapport van 19 juni 2023 van de door haar ingeschakelde bedrijfs- en verzekeringsarts [A] . Eiseres stelt dat in de beoordeling niet alleen de beperkingen moeten worden betrokken die [A] in zijn FML van 19 juni 2023 heeft opgenomen, maar ook beperkingen die uit de medische overwegingen in zijn rapport naar voren komen.
5. Over de laatstgenoemde beroepsgrond overweegt de rechtbank dat [A] verzekeringsarts is en dat hij, als hij aanleiding ziet om eiseres beperkt te achten op bepaalde aspecten, hij die beperkingen in de FML moet opnemen. De FML vormt immers een vertaalslag van zijn medische beoordeling op basis van verricht onderzoek. Ook vormt de FML de basis voor de arbeidskundige beoordeling. Indien eiseres van mening is dat deze vertaalslag niet juist is, had eiseres dat moeten terugkoppelen aan haar deskundige. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. [A] heeft in zijn FML van 19 juni 2023 opgenomen dat eiseres niet ’s nachts kan werken, dat een lichte urenbeperking moet worden aangenomen (zij kan gemiddeld ongeveer acht uur per dag en ongeveer 40 uur per week werken) en dat zij beperkt is op onregelmatigheid of ploegendiensten.
7. De rechtbank overweegt dat zelfs als [A] wordt gevolgd in zijn standpunt over de beperkingen in de rubriek werktijden, de belasting in de geduide functies nog steeds blijft binnen de belastbaarheid van eiseres. Eiseres heeft dat op de zitting ook erkend. Deze beroepsgrond behoeft daarom geen bespreking.
8. Eiseres heeft op de zitting haar beroepsgrond dat in de FML moet worden opgenomen dat zij is aangewezen op vaste, bekende werkwijzen laten vallen. Ook heeft ze op de zitting aangegeven dat de beperking op het aspect trillingsbelasting niet meer in geschil is. De rechtbank zal daarom niet ingaan op deze aspecten.
De arbeidskundige kant van het bestreden besluit
9. Eiseres heeft aangevoerd dat uit het rapport van [A] blijkt dat de combinatie van verschillende belastingen in de functies voor eiseres niet passend is. De functies productiemedewerker industrie, textielproductenmaker en medewerker tuinbouw zijn daarom niet geschikt voor eiseres. De rechtbank stelt vast dat de functie textielproductenmaker in beroep is verworpen. Naar het oordeel van de rechtbank onderbouwt [A] in zijn rapport niet welke beperkingen in combinatie niet passen binnen de belasting in de overige twee functies. Ook op zitting is geen nadere onderbouwing gegeven. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 13 juli 2023 toegelicht dat de arbeidsdeskundige conform de CBBS-instructie de beperkingen in samenhang moet zien bij het duiden van functies. De rechtbank ziet geen reden dit standpunt niet te volgen. Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep mag het Uwv uitgaan van de juistheid van de gegevens in het CBBS en daarom van de belastingen zoals deze door de arbeidskundig analist zijn verwoord en niet van de door eiseres veronderstelde belastingen in de functies. [1] De beroepsgrond slaagt daarom niet.
10. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat er vanuit moet worden gegaan dat de beperkingen van eiseres juist zijn opgenomen in de FML van 13 juli 2023. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiseres de werkzaamheden die horen bij de functies die zijn geduid op grond van de FML niet zou kunnen verrichten.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 6 juli 2023 de functie textielproductenmaker laten vervallen. De overige geduide functies (productiemedewerker industrie, administratief ondersteunend medewerker en medewerker tuinbouw) vindt hij nog steeds passend voor eiseres. In het Resultaat Functiebeoordeling van 30 december 2022 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd toegelicht waarom met de geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat het Uwv in de brief van 14 juli 2023 heeft toegelicht dat uit overleg met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar voren is gekomen dat trillingsbelasting, waarvoor in de FML van 13 juli 2023 een aanvullende beperking is opgenomen, niet voorkomt in de geduide functies. Het bestreden besluit is dan ook voorzien van een zorgvuldige arbeidskundige grondslag.

Conclusie en proceskostenveroordeling

11. Omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het Uwv de aanvraag voor een WIA-uitkering terecht afgewezen.
12. Het bestreden besluit is, gelet op de aangepaste FML pas in beroep voorzien van een toereikende medische onderbouwing. Daarom berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. Dit besluit is dan ook in zoverre in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is echter niet aannemelijk dat eiseres daardoor is benadeeld. Ook als dit gebrek zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen, omdat eiseres op basis van de nader vastgestelde beperkingen minder dan 35% arbeidsongeschikt blijft. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Het beroep is ongegrond.
13. Vanwege het passeren van het motiveringsgebrek, zal de rechtbank bepalen dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt. Daarnaast veroordeelt de rechtbank het Uwv in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde van € 837,- per punt, met wegingsfactor 1).
14. Eiseres heeft geen specificatie overgelegd van de kosten van de door haar ingeschakelde medisch deskundige. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-;
- draagt het Uwv op het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.T.M. Sips, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1399