Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
Inleiding
Wat ging aan deze procedure vooraf
Wat vindt het UWV
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de mate van arbeidsongeschiktheid en de WIA-uitkering. Eiseres, die voorheen als groepsleerkracht werkte, had zich op 30 maart 2009 ziekgemeld en ontving na een wachttijd van 104 weken een WIA-uitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid was per 20 april 2020 vastgesteld op 76,78%. Eiseres was het niet eens met deze beoordeling en had bezwaar aangetekend tegen het besluit van het UWV om haar uitkering niet te wijzigen. De rechtbank beoordeelde het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het UWV, dat op 12 januari 2022 was genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiseres voldoende had onderkend en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid op een overtuigende wijze had gemotiveerd. Eiseres had aangevoerd dat haar geheugenverlies en concentratieklachten niet adequaat waren meegenomen in de beoordeling, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B terecht had geconcludeerd dat deze klachten niet geobjectiveerd waren. Eiseres had niet onderbouwd waarom zij niet in staat zou zijn om 30 uur per week te werken, en de rechtbank zag geen reden om te twijfelen aan de vastgestelde medische belastbaarheid.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat het UWV terecht had besloten dat de WIA-uitkering van eiseres niet wijzigde, omdat zij per 20 april 2020 voor 76,78% arbeidsongeschikt was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in deze procedure. De rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiseres in beroep geen gelijk had gekregen.