ECLI:NL:RBMNE:2023:4095

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
22/5718
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beëindiging ZW-uitkering; medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 12 juli 2022 besloten om de ZW-uitkering van eiseres per 13 juli 2022 te beëindigen, omdat zij weer in staat zou zijn haar werk als productiemedewerkster/productieassistent te verrichten. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft het bestreden besluit op 29 november 2022 gehandhaafd. Tijdens de zitting op 3 april 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het Uwv besluiten over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, mits deze rapportages zorgvuldig zijn opgesteld, geen tegenstrijdigheden bevatten en begrijpelijk zijn. Eiseres voerde aan dat haar klachten aan de rechterheup, het rechterbekken en de lies niet goed waren ingeschat door de verzekeringsartsen. De rechtbank oordeelde echter dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd hadden dat eiseres in staat was om haar werk te hervatten. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe medische informatie was die de eerdere beoordelingen van de verzekeringsartsen zou ondermijnen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uwv standhield. Eiseres kreeg geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5718

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

3 april 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het Uwv van
29 november 2022 op 3 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Met het besluit van 12 juli 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv het recht op een ZW-uitkering vanaf 13 juli 2022 beëindigd, omdat eiseres vanaf die datum weer haar arbeid als productiemedewerkster/productieassistent kan verrichten.
1.2.
Met het bestreden besluit van 29 november 2022 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
2. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Die rapportages moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapportages:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden; en
- zijn voldoende begrijpelijk.
De rapportages en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapportage van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Medische beoordeling
3. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is omdat haar klachten zijn onderschat. Zij heeft nog steeds klachten aan haar rechterheup, rechterbekken en lies. Eiseres heeft elke dag pijn.
4. De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsartsen in hun rapporten duidelijk hebben uitgelegd hoe zij tot hun beoordeling zijn gekomen en in hoeverre eiseres wel belast kan worden met werk. Volgens de primaire verzekeringsarts komen de huidige beperkingen van eiseres grotendeels overeen met de beperkingen die zijn opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst van 12 december 2019. Eiseres heeft beperkingen in onder meer duwen en trekken, tillen of dragen, lopen, lopen tijdens het werk, trappenlopen, klimmen, zitten, zitten tijdens het werk, staan, staan tijdens het werk, geknield en gehurkt actief zijn. Ook is er voor eiseres een urenbeperking aangenomen. Zij kan gemiddeld ongeveer vier uur per dag werken en gemiddeld ongeveer twintig uur per week.
5. Wat eiseres in haar dagelijks leven doet, sluit volgens de primaire verzekeringsarts niet aan bij haar belastbaarheid zoals die past bij de medische situatie van eiseres. Eiseres meent nog hersteltijd nodig te hebben maar dit is na bijna twee jaar na plaatsing van de heupprothese niet passend. De primaire verzekeringsarts overweegt dat deconditionering waarschijnlijk een grote rol speelt en dat eiseres haar eigen mogelijkheden minder goed kan inschatten door de cognitieve beperkingen. De primaire verzekeringsarts vindt dat eiseres haar vorige werk als productiemedewerkster/productieassistent weer kan doen. Dit werk bestond uit lichte productiewerkzaamheden en kon eiseres zittend aan een tafel uitvoeren. Ze kon het werk in een rustig tempo doen en er waren voldoende mogelijkheden om een stukje te lopen. Volgens de primaire verzekeringsarts overschrijdt de belasting in deze functie de belastbaarheid van eiseres niet. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is het met de primaire verzekeringsarts eens dat eiseres haar vorige werk als productiemedewerkster/productieassistent weer kan doen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen nieuwe medische of omstandigheden naar voren gebracht om hier anders over te denken. Voor de rechterheup van eiseres zijn er geen aanwijzingen voor een verslechterde medische situatie. Ook is er geen informatie van de behandelend orthopeed van eiseres die een verslechterde situatie van de heupen en in het bijzonder de rechterheup onderbouwt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep lijken de klachten van eiseres eerder te passen bij het niet goed durven te belasten van de rechterheup. Eiseres is daarom doorverwezen naar de fysiotherapeut om dit onder begeleiding te leren. Ook zijn er geen andere klachten waar eiseres verder belemmeringen door ervaart. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen.
7. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd waaruit volgt dat zij meer beperkingen heeft. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan de medische beoordeling van de verzekeringsartsen te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
9. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2023 door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De griffier is niet in de gelegenheid het proces-verbaal te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.