In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. Verzoeker had op 24 november 2022 een verzoek ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo), maar de voorzieningenrechter kan niet afleiden dat er een zitting in augustus zal plaatsvinden, zoals verzoeker stelt. Verzoeker heeft op 12 juli 2023 aangegeven dat de spoedeisendheid voortvloeit uit een zitting van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar de voorzieningenrechter vindt deze onderbouwing onvoldoende. Er is geen duidelijkheid over de relatie tussen de procedure bij de Afdeling en het verzoek om voorlopige voorziening. Bovendien is niet aangetoond wat het bestreden besluit is, en of er formeel bezwaar is gemaakt tegen de buiten behandeling stelling van het Woo-verzoek. Gezien deze omstandigheden concludeert de voorzieningenrechter dat het verzoek niet-ontvankelijk is en wijst het af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.