ECLI:NL:RBMNE:2023:4113

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
C/16/551665
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van beglazingskit en verjaring van schadeclaims

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2023, staat de non-conformiteit van de beglazingskit Seal-it 325 Pro-Paint centraal. De eiseres, een vennootschap onder firma, heeft deze kit tussen 2014 en 2019 aangeschaft van de gedaagde, een besloten vennootschap. De eiseres stelt dat de kit niet voldoet aan de verwachtingen, omdat deze zacht blijft en de verf niet goed hecht. De eiseres vordert schadevergoeding van € 90.760,25, plus kosten voor deskundigen en proceskosten. De gedaagde betwist de claims en stelt dat de klachten voortkomen uit een andere oorzaak, namelijk de door de eiseres gebruikte PE-band. Bovendien stelt de gedaagde dat de vorderingen van de eiseres zijn verjaard.

De rechtbank oordeelt dat de kennisgeving van non-conformiteit door de eiseres op 29 april 2020 is gedaan, maar dat de dagvaarding pas op 20 januari 2023 is betekend, wat meer dan twee jaar na de kennisgeving is. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van de eiseres zijn verjaard, omdat er geen rechtsgeldige stuitingshandeling is gedaan. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseres af en oordeelt dat de gedaagde terecht een beroep doet op haar algemene voorwaarden, die de aansprakelijkheid voor gevolgschade uitsluiten en beperken tot het factuurbedrag. De eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 9.497,00 zijn vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland
Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/551665 / HA ZA 23-104
Vonnis van 23 augustus 2023
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres] VOF,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres,
advocaat: mr. M.L.A. van Hurne te 's-Hertogenbosch,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat: mr. M.G.G. de Bruin te Sliedrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1.1. De procedure
1.2. Bij de rechtbank zijn de volgende stukken ingediend:
  • de dagvaarding met bijlagen 1 t/m 44,
  • de conclusie van antwoord en eis in reconventie met bijlagen 1 t/m 24,
  • de akte met de specificatie van de beslagkosten van [eiseres] met bijlagen 45 t/m 50,
  • de akte van [gedaagde] met bijlagen 25 t/m 29,
  • de akte van [eiseres] met bijlagen 51 t/m 57,
  • de akte van [gedaagde] met 25 t/m 29,
  • de akte van [eiseres] met bijlagen 58 en 59,
  • de akte van [gedaagde] met bijlagen 30 t/m 33.
1.3. Op 25 juli 2023 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen maakte. Namens [eiseres] waren haar vennoten [A] en [B] aanwezig met de advocaat. Op uitnodiging van [eiseres] waren ook de deskundigen [C] en [D] aanwezig. Namens [gedaagde] was haar directeur [E] aanwezig met de advocaat. Op uitnodiging van [gedaagde] was ook [F] van [bedrijf 1] aanwezig.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
[eiseres] heeft in de periode 2014 tot en met 2019 van [gedaagde] de beglazingskit Seal-it 325 Pro-Paint gekocht en gebruikt bij haar werkzaamheden als glaszetter bij een groot aantal woningen. De discussie tussen partijen gaat over de vraag of de kit niet goed is (de kit non-conform is) en [gedaagde] de schade van [eiseres] moet vergoeden. Volgens [eiseres] blijft de kit zacht en hecht de verf niet goed. Dit volgt zowel uit het rapport van EMNR als uit het deskundigenrapport van [C] .
2.2.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de tot op heden begrote schade van € 90.760,25 en de toekomstige schade op te maken bij staat, de kosten van de deskundigen van € 29.145,26 en de proceskosten.
2.3.
[gedaagde] is het daar niet mee eens. Volgens [gedaagde] is niet de door haar geleverde kit, maar de door [eiseres] gebruikte PE-band van [bedrijf 2] B.V. de oorzaak van de klachten van [eiseres] . Bovendien is een eventuele schadevordering inmiddels verjaard en wordt de aansprakelijkheid van [gedaagde] beperkt door haar algemene voorwaarden.
De schadevorderingen van [eiseres] zijn verjaard
2.4.
Omdat het beroep op verjaring het meest verstrekkende verweer is van [gedaagde] zal de rechtbank daar nu eerst op ingaan.
2.5.
De rechtsvordering van de koper verjaart twee jaar na kennisgeving aan de verkoper van de non-conformiteit [1] . Op 29 april 2020 heeft [eiseres] [gedaagde] voor het eerst op de hoogte gebracht van de klachten over de kit. In de brief van 29 april 2020 staat dat de kit zacht blijft en de verf niet goed hecht. De dagvaarding is door [eiseres] op 20 januari 2023 betekend. Dat is meer dan twee jaar na die brief.
2.6.
[eiseres] heeft betoogd dat niet de brief van 29 april 202 maar de brief van 27 oktober 2022 gezien moet worden als de kennisgeving als bedoeld in artikel 7:23 BW. [eiseres] was toen pas bekend met de daadwerkelijke oorzaak van de klacht en heeft toen pas [gedaagde] definitief aansprakelijk gesteld voor de schade. Hiermee miskent [gedaagde] dat de kennisgeving niet vereist dat [eiseres] absoluut zeker weet wat de oorzaak is. Kennisgeving van de gebreken aan de kit is voldoende en dit heeft [eiseres] op 29 april 2020 gedaan.
[eiseres] heeft de verjaring niet gestuit
2.7.
Dan is er de vraag of de verjaring vóór 29 april 2022 is gestuit, waardoor de verjaringstermijn opnieuw is gaan lopen. Het antwoord daarop is nee. Stuiten van een lopende verjaringstermijn kan door een schriftelijke aanmaning of door een (andere) schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt [2] . Het enkele feit dat er onderzoeken werden uitgevoerd naar de kit is dus geen stuitingshandeling. [eiseres] heeft geen andere omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat de verjaring tijdig is gestuit.
De verjaringsregel wordt niet buiten toepassing gelaten
2.8.
Onder bijzondere omstandigheden kan een beroep op verjaring naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn [3] . Bij de toepassing hiervan moet de rechter terughoudend zijn. Daarvoor zijn bijzondere omstandigheden nodig.
2.9.
[eiseres] stelt geen bijzondere omstandigheden. Dat het tijdsverloop is veroorzaakt doordat [gedaagde] haar aansprakelijkheid afwijst, is onvoldoende. [eiseres] of haar gemachtigde had de verjaringstermijn kunnen stuiten. De verjaringsregel wordt dan ook niet buiten toepassing gelaten.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen
2.10.
De vorderingen van [eiseres] zijn op 29 april 2022 verjaard, omdat [eiseres] geen rechtsgeldige stuitingshandeling heeft gesteld in de periode ervoor. De vorderingen van [eiseres] worden dan ook afgewezen.
De hoogte van de schade zou worden beperkt door de algemene voorwaarden
2.11.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat [gedaagde] er terecht op wijst dat op grond van haar algemene voorwaarden de aansprakelijkheid voor gevolgschade is uitgesloten en beperkt tot het factuurbedrag, althans de kosten van herlevering van de kit. Als de vordering , niet zou zijn verjaard, zou de vordering dus daarom voor een groot deel moeten worden afgewezen
Toepasselijkheid
2.12.
Het is vaste rechtspraak dat de algemene voorwaarden van toepassing kunnen zijn als tussen partijen een langdurige handelsrelatie bestaat, waarbij op de facturen steeds naar de algemene voorwaarden wordt verwezen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] erkend dat de algemene voorwaarden van [gedaagde] vanaf het begin van hun handelsrelatie op de achterkant van de facturen stonden afgedrukt. [eiseres] en [gedaagde] zijn beide professionele partijen die van 2014 tot en met 2019 een langdurige handelsrelatie met elkaar hebben gehad. Op enig moment moest [eiseres] begrijpen dat [gedaagde] wenste dat haar algemene voorwaarden op iedere volgende levering van toepassing zouden zijn en door daar niet tegen te protesteren heeft [eiseres] dat stilzwijgend aanvaard.
Vernietiging
2.13.
[eiseres] vernietigt de algemene voorwaarden van [gedaagde] , omdat zij door [gedaagde] niet fysiek ter hand zijn gesteld. [4] Deze vernietiging slaagt niet. [gedaagde] moet [eiseres] een redelijke mogelijkheid bieden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen [5] . Hieraan wordt voldaan als de wederpartij van de algemene voorwaarden tijdens het sluiten van de overeenkomst bekend was met de algemene voorwaarden of geacht kon worden daarmee bekend te zijn [6] . Doordat partijen gedurende een langdurige periode zaken met elkaar deden en de algemene voorwaarden steeds op de achterkant van de facturen stonden, heeft [gedaagde] [eiseres] de mogelijkheid geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen.
2.14.
Daarnaast vernietigt [eiseres] de algemene voorwaarden van [gedaagde] , omdat zij onredelijk bezwarend zouden zijn [7] . [eiseres] wijst er op dat de uitsluitingsclausules waarop [gedaagde] zich beroept op de ‘grijze lijst’ (een lijst met bedingen waarvan wordt vermoed dat ze bij consumenten onredelijk bezwarend zijn) staan [8] . Dat is volgens [eiseres] een aanwijzing dat ook tussen deze professionele partijen dergelijke bedingen onredelijk bezwarend zijn. Meer voert [eiseres] echter niet aan, zodat de vernietiging van de algemene voorwaarden ook op die grond niet slaagt en de algemene voorwaarden van [gedaagde] gelden tussen partijen.
Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
2.15.
Tot slot stelt [eiseres] dat een beroep op de uitsluitingsclausules door [gedaagde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zouden zijn [9] . Dat kan het geval zijn als de gebruiker van algemene voorwaarden zich welbewust op zodanig onzorgvuldige wijze jegens de wederpartij heeft gedragen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien zij zich op de uitsluitingsclausule zou mogen beroepen [10] . [eiseres] stelt echter geen bijzondere omstandigheden waarom [gedaagde] de gevolgschade niet mag uitsluiten of de aansprakelijkheid tot het factuurbedrag of de herleveringskosten mag beperken. Ook onderbouwt zij niet waarom het handelen van [gedaagde] laakbaar zou zijn. De uitsluitingsclausules die zien op de uitsluiting van de gevolgschade en de beperking van de aansprakelijkheid tot het factuurbedrag/de herleveringskosten blijven dan ook van toepassing.
Proceskosten
2.16.
[eiseres] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom de proceskosten van [gedaagde] moeten betalen. Tot aan dit vonnis begroot de rechtbank die kosten op:
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
3.760,00
(2,00 punten × € 1.880,00)
Totaal
9.497,00

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 9.497,00,
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.
MvD 5633

Voetnoten

1.Artikel 7:23 lid 2 BW.
2.Artikel 3:317 lid 1 BW.
3.Artikel 6:2 BW.
4.Artikel 6:233 aanhef en onder b BW.
5.Artikel 6:234 lid 1 BW.
6.HR 11 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1599.
7.Artikel 6:233 aanheft en onder a BW.
8.Artikel 6:237 BW.
9.Artikel 6:248 lid 2 BW.
10.HR 5 september 2008; ECLI:NL:HR:2008:BD2984.