ECLI:NL:RBMNE:2023:4181

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
C/16/559804 / KL ZA 23-201
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot het verwijderen van camera’s van de buren in kort geding

In deze zaak, die op 10 augustus 2023 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben buren een geschil over de plaatsing van camera’s op elkaars perceel. De eisende partijen, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], hebben een kort geding aangespannen tegen de gedaagde partijen, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], met als doel de verwijdering van twee camera’s die door de gedaagden zijn geplaatst. De eisers stellen dat de camera’s inbreuk maken op hun privacy, omdat de camera aan de achterzijde van de woning van de gedaagden zicht biedt op hun slaapkamerramen en woning. De camera aan de voorzijde wordt door de rechter als niet werkend beschouwd, waardoor de vordering tot verwijdering daarvan is afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de camera aan de achterzijde wel degelijk een inbreuk op de privacy van de eisers vormt. De rechter heeft bepaald dat deze camera binnen 48 uur na betekening van het vonnis moet worden verwijderd. Tevens is er een verbod opgelegd aan de gedaagden om een soortgelijke beweegbare camera te plaatsen die zicht heeft op het perceel van de eisers. De rechter heeft een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor het geval de gedaagden niet aan deze veroordeling voldoen, met een maximum van € 5.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/559804 / KL ZA 23-201
Vonnis in kort geding van 10 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen in mannelijk enkelvoud: [eiser sub 1] c.s.,
advocaat: mr. C. Hofmans te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ;
2.
[gedaagde sub 2],
hierna samen te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.
beiden wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partijen,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 juli 2023 met 4 producties.
  • de mondelinge behandeling van 27 juli 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren. [eiser sub 1] c.s. woont aan de [straat] [nummeraanduiding 1] in [plaats] en [gedaagde sub 1] c.s. woont op nummer [nummeraanduiding 2] . De verhouding tussen partijen is slecht.
2.2.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft twee camera’s (hierna: de camera’s) op zijn perceel geplaatst. Een camera bevindt zich achter het keukenraam aan de voorzijde van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. De andere camera hangt aan de bovenkant van de schuur in de achtertuin van [gedaagde sub 1] c.s. De camera aan de achterzijde is beweegbaar en kan op afstand via de telefoon van [gedaagde sub 1] van positie veranderen.
2.3.
Per brieven van 19 november 2021 en 29 november 2021 heeft de advocaat van [eiser sub 1] c.s. aan [gedaagde sub 1] c.s. verzocht de camera’s te verwijderen of te verplaatsen, op zodanige wijze dat het perceel van [eiser sub 1] c.s. niet in beeld is. Nadat de camera’s enige tijd verwijderd zijn geweest, heeft [gedaagde sub 1] c.s. de camera’s opnieuw geplaatst. Per brief van 13 juni 2023 heeft de advocaat van [eiser sub 1] c.s. daarom nog eens aan [gedaagde sub 1] c.s. verzocht de camera's te verwijderen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft niet aan dit verzoek voldaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt om binnen 48 uur na dit vonnis de camera’s te verwijderen en verwijderd te houden,
subsidiair:
II. [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt om binnen 48 uur na dit vonnis de camera’s te verplaatsen en verplaatst te houden op zodanige wijze dat zij geen zicht verschaffen op het perceel van [eiser sub 1] c.s.,
primair en subsidiair:
III. [gedaagde sub 1] c.s. verbiedt (andere of nieuwe) camera’s te plaatsen op zodanige wijze dat zij zicht verschaffen op het perceel van [eiser sub 1] c.s.;
IV. [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot het betalen van een dwangsom van € 500,00 per dag(deel) met een maximum van € 50.000,00, of een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, indien en voor zover [gedaagde sub 1] c.s. de veroordeling onder I, II of III overtreedt;
V. [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot betaling van de proces- en nakosten binnen veertien dagen na de datum van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis tot de dag van volledige betaling.
3.2.
[eiser sub 1] c.s. heeft aangevoerd dat hij er op zich geen bezwaar tegen heeft dat
[gedaagde sub 1] c.s. camera’s ophangt, maar dat deze op zodanige wijze zijn opgehangen dat het recht op privacy van [eiser sub 1] c.s. geschonden wordt. [gedaagde sub 1] c.s. handelt daarmee onrechtmatig volgens [eiser sub 1] c.s. Volgens [eiser sub 1] c.s. hebben de camera’s geen beveiligingsfunctie, maar zijn deze bewust opgehangen om het perceel van [eiser sub 1] c.s. in beeld te brengen en hem te intimideren.
3.3.
[gedaagde sub 1] c.s. voert verweer en concludeert dat de vorderingen afgewezen moeten worden. Ter onderbouwing heeft [gedaagde sub 1] c.s. - samengevat - aangevoerd dat hij het perceel van [eiser sub 1] c.s. niet filmt, dat hij zijn eigendommen wil beschermen en dat hij zich veiliger voelt door de camera’s. In aanvulling hierop heeft [gedaagde sub 1] c.s. ten aanzien van de camera aan de voorzijde aangevoerd dat deze defect is en functioneert als dummy, dat deze gericht is op zijn eigen auto en dat hij het perceel van [eiser sub 1] c.s. niet kan zien omdat er een boom voor staat. Ten aanzien van de camera aan de achterzijde heeft [gedaagde sub 1] c.s. aanvullend aangevoerd dat de schutting te hoog is om daaroverheen te filmen en dat hij met de camera wil voorkomen dat [eiser sub 1] c.s. zaken over de schutting gooit. Ten slotte heeft [gedaagde sub 1] c.s. aangevoerd dat [eiser sub 1] c.s. ook camera’s op zijn perceel heeft hangen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser sub 1] c.s. ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt ten slotte dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Het spoedeisend belang
4.2.
Uit de aard van de vordering - het verwijderen of verplaatsen van camera’s vanwege een inbreuk op privacy - vloeit een spoedeisend belang van [eiser sub 1] c.s. voort.
De inhoudelijke beoordeling
4.3.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde sub 1] c.s. de camera’s moet verplaatsen of verwijderen vanwege het recht op bescherming van de privacy van [eiser sub 1] c.s.
4.4.
Als uitgangspunt geldt dat in beginsel iedereen het recht heeft op privacy en het recht om onbespied te zijn in zijn eigen woning en tuin. Een inbreuk op deze rechten is in beginsel een onrechtmatige daad. Een rechtvaardigingsgrond kan het onrechtmatige karakter wegnemen. Of zich een rechtvaardigingsgrond voordoet, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij moeten de ernst van de inbreuk en de belangen die met de inbreukmakende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend, tegen elkaar af worden gewogen. Daarnaast moet het gebruik van een camera voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De camera aan de voorzijde
4.5.
[gedaagde sub 1] heeft verklaard dat de camera in het keukenraam aan de voorzijde een echte camera is, maar dat deze defect is en dat de stekker er niet in zit. [eiser sub 1] c.s. heeft weliswaar aangevoerd dat de camera wel werkt en dat hij de camera heeft zien draaien, maar daarvan heeft hij geen bewijs overgelegd. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat er een werkende camera staat aan de voorzijde, zodat ook niet vaststaat dat [gedaagde sub 1] c.s. inbreuk maakt op het recht op privacy van [eiser sub 1] c.s. met deze camera.
4.6.
Van een onrechtmatige situatie is gelet op het voorgaande geen sprake. De vordering tot het verwijderen (genoemd in nummer 3.1 onder I) of het verplaatsen (genoemd in nummer 3.1 onder II) van de camera aan de voorzijde van de woning van [gedaagde sub 1] c.s. zal dus worden afgewezen. Ook is er geen reden de vordering in nummer 3.1 onder III toe te wijzen voor wat betreft de camera aan de voorzijde.
De camera aan de achterzijde
4.7.
Voor de camera aan de achterzijde in de tuin van [gedaagde sub 1] c.s. is de conclusie anders. Op de (live)camerabeelden die [gedaagde sub 1] op de mondelinge behandeling heeft laten zien, is zichtbaar dat een groot deel van de schutting en een deel van de woning - waaronder de slaapkamerramen - van [eiser sub 1] c.s. gefilmd worden. Een beperkt deel van de camera filmt de tuin van [gedaagde sub 1] c.s. Deze positie van de camera levert een onrechtmatige situatie op. Hiermee maakt [gedaagde sub 1] c.s. inbreuk op het recht op privacy van [eiser sub 1] c.s.
4.8.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft onvoldoende redenen aangevoerd om te oordelen dat er een rechtvaardigingsgrond aanwezig is op basis waarvan hij de camera toch op deze wijze mag ophangen. Door een beweegbare camera te plaatsen die deels gericht is op het perceel en de woning van [eiser sub 1] c.s. is aan het subsidiariteitsbeginsel niet voldaan. Het belang van
[gedaagde sub 1] c.s. tot bescherming van zijn eigendommen en het waarborgen van zijn gevoel van veiligheid, kan hij namelijk op een voor [eiser sub 1] c.s. minder belastende manier bereiken. Bijvoorbeeld door een camera te plaatsen met een vast beeld die alleen is gericht op de achtertuin van [gedaagde sub 1] c.s. en waarvan de positie niet - op afstand - gewijzigd kan worden. Voor zover [gedaagde sub 1] bedoeld heeft dat hij de camera op het perceel van [eiser sub 1] c.s. wil richten, om te voorkomen dat [eiser sub 1] c.s. zaken over de schutting gooit, is deze reden onvoldoende om ook boven de schutting en een deel van de woning en slaapkamerramen van [eiser sub 1] c.s. te filmen. Het belang van het recht op privacy van [eiser sub 1] c.s. weegt zwaarder.
4.9.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde sub 1] c.s. de huidige camera aan de achterzijde moet verwijderen binnen 48 uur na betekening van dit vonnis en deze verwijderd moet houden, zodat de vordering in nummer 3.1 onder I zal worden toegewezen. [eiser sub 1] c.s. heeft ook gevorderd dat aan [gedaagde sub 1] c.s. een verbod wordt opgelegd andere of nieuwe camera’s te plaatsen op zodanige wijze dat zij zicht verschaffen op het perceel van [eiser sub 1] c.s. (genoemd in nummer 3.1 onder III). Deze vordering zal ten aanzien van de camera aan de achterzijde worden toegewezen. Daarbij overweegt de voorzieningenrechter dat het voor [eiser sub 1] c.s. bij een beweegbare camera - vanwege de wisselende stand van de camera - lastig zo niet onmogelijk is om te achterhalen welk deel van hun perceel precies zichtbaar is op de camera van [gedaagde sub 1] c.s. Daarom mag [gedaagde sub 1] c.s. de huidige camera of een soortgelijke camera die (op afstand) beweegbaar is, niet terugplaatsen. [gedaagde sub 1] c.s. mag wel een alternatieve camera ophangen, zolang deze niet (op afstand) beweegbaar is en zolang deze niet is gericht op het perceel, de woning en slaapkamerramen van [eiser sub 1] c.s. Het is in beginsel niet onrechtmatig als [gedaagde sub 1] c.s. een deel van de schutting in beeld heeft op de camera, als dat noodzakelijk is om zijn achtertuin goed in beeld te brengen. De camera mag echter niet over de schutting heen filmen.
4.10.
De stelling van [gedaagde sub 1] dat ook [eiser sub 1] c.s. camera’s op hun perceel hebben hangen, die naar het perceel van [gedaagde sub 1] zijn gericht, maakt het voorgaande oordeel niet anders. Dit zegt namelijk niets over de (on)rechtmatigheid van de camera’s van [gedaagde sub 1] c.s. In deze procedure gaan de vorderingen niet over de camera’s van [eiser sub 1] c.s., zodat de voorzieningenrechter daar niet over kan oordelen.
De dwangsom
4.11.
[eiser sub 1] c.s. heeft gevorderd dat aan de veroordeling tot het verwijderen en het verwijderd houden van de camera’s een dwangsom wordt verbonden. De voorzieningenrechter zal deze dwangsom toewijzen, omdat in het verleden is gebleken dat [gedaagde sub 1] c.s. de camera’s niet op eerste verzoek van [eiser sub 1] c.s. verwijderd heeft gehouden of wilde verwijderen/verplaatsen. [gedaagde sub 1] c.s. moet de camera binnen 48 uur na betekening van dit vonnis verwijderen en verwijderd houden. Stel dat hij dat niet doet, of hij hangt een andere of nieuwe camera op die kan bewegen of die zicht heeft op het perceel van
[eiser sub 1] c.s. (anders dan alleen een deel van de schutting), dan is [gedaagde sub 1] c.s. - na betekening van het vonnis - een dwangsom verschuldigd aan [eiser sub 1] c.s. van € 100,00 voor iedere dag, een deel van de dag daaronder begrepen, dat deze overtreding na het verstrijken van de termijn van 48 uur na betekening voortduurt. De dwangsom kan oplopen tot maximaal
€ 5.000,00.
De proceskosten
4.12.
Omdat beide partijen gedeeltelijk (on)gelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot het verwijderen van de camera die hangt aan de schuur in de achtertuin van [gedaagde sub 1] c.s., en verbiedt [gedaagde sub 1] c.s. om een soortgelijke beweegbare camera te plaatsen of een andere camera te plaatsen die zicht heeft op het perceel van [eiser sub 1] c.s., conform hetgeen hierover onder nummer 4.9 is overwogen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. om aan [eiser sub 1] c.s. een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag, een deel van de dag daaronder begrepen, dat [gedaagde sub 1] c.s. in gebreke blijft aan de veroordeling onder 5.1 te voldoen, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op
10 augustus 2023.
5425