ECLI:NL:RBMNE:2023:4186

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 22/3458
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 11 augustus 2023, is het geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beperkt tot het verzoek om proceskosten- en schadevergoeding. Eiseres had eerder een WGA-vervolguitkering ontvangen, maar na bezwaar werd haar een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend. Later wijzigde het Uwv dit besluit opnieuw en kende het een IVA-uitkering toe. Eiseres verzocht de rechtbank om vergoeding van proceskosten en schade, maar het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen voldoende onderbouwing was voor de gevraagde schadevergoeding, waaronder fiscale schade en kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank stelde vast dat de onrechtmatige besluitvorming door het Uwv niet leidde tot een toewijsbare schadevergoeding. Wel werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten die eiseres had gemaakt tot aan haar verzoek om schadevergoeding. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 837,00.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3458

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.D.B. Groeneweg),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Als derde-partij neemt aan het geding deel:

Stichting Lokalis,gevestigd te Utrecht
(gemachtigde: C.J. Loef).

Procesverloop

1. Met het primaire besluit van 17 december 2020 heeft het Uwv aan eiseres met ingang van 12 maart 2021 een WGA-vervolguitkering toekgekend. Het Uwv heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres daarbij vastgesteld op 65 tot 80%.
1.1.
Met het bestreden besluit van 20 juni 2022 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en beslist dat eiseres vanaf 12 maart 2021 recht heeft op een WGA-loonaanvullingsuitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid heeft het Uwv daarbij vastgesteld op 80 tot 100%.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Met het besluit van 31 maart 2023 heeft het Uwv het bestreden besluit gewijzigd en aan eiseres met ingang van 12 maart 2021 een IVA-uitkering toegekend.
1.4.
Naar aanleiding van dit gewijzigde bestreden besluit heeft eiseres de rechtbank verzocht het Uwv te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten die zij heeft moeten maken. Ook heeft zij gevraagd om het Uwv te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding, omdat zij als gevolg van de verschillende opeenvolgende besluiten van het Uwv schade lijdt.
1.5.
De rechtbank heeft Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
1.6.
Het Uwv heeft de rechtbank meegedeeld dat zij akkoord gaat met een veroordeling in de proceskosten. Met betrekking tot het verzoek tot schadevergoeding heeft hij aangevoerd dat eiseres eerst een verzoek bij de Belastingdienst moet indienen om de middelingsregeling toe te passen. Hierna kan volgens het Uwv pas worden vastgesteld of er nog schade resteert die voor vergoeding in aanmerking komt.
1.7.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een zitting achterwege blijft [1] en sluit hierbij het onderzoek.

Beoordeling

2. De rechtbank stelt vast dat het geschil tussen partijen zich na de wijziging van het bestreden besluit beperkt tot het verzoek om een proceskosten- en schadevergoeding. In deze uitspraak zal het rechtbank dit verzoek beoordelen.
Verzoek om schadevergoeding
3. Omdat de WGA-loonaanvullingsuitkering die eiseres na haar bezwaar heeft ontvangen hoger was dan de aan haar uitbetaalde WGA-vervolguitkering en de IVA-uitkering waar verzoekster eigenlijk per 12 maart 2021 recht op had, weer hoger is dan de aan haar uitbetaalde WGA-loonaanvullingsuitkering, heeft het Uwv nabetalingen gedaan. Eiseres stelt dat zij als gevolg van de vertraagde uitbetaling van haar IVA-uitkering schade lijdt. Eiseres heeft haar schade (vooralsnog) begroot op een bedrag van € 5.099,94:
€ 3.494,- aan fiscale schade;
€ 605,- aan kosten voor rechtsbijstand bij communicatie met het pensioenfonds Zorg & Welzijn, en;
€ 1.000,-- aan immateriële schade.
Toetsingskader
4. De bestuursrechter is bevoegd om op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van een onrechtmatig besluit. [2]
5. Het is vaste rechtspraak dat de bestuursrechter bij de beoordeling van zo’n verzoek om schadevergoeding zoveel mogelijk aansluit bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor schadevergoeding is vereist dat er een oorzakelijk (causaal) verband bestaat tussen het onrechtmatige besluit en de gestelde schade. Vervolgens komen alleen schadeposten voor vergoeding in aanmerking die in een zodanig verband staan met dat onrechtmatige besluit, dat die schadeposten kunnen worden toegerekend aan het bestuursorgaan dat, dat besluit heeft genomen. [3]
6. Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is geweest van onrechtmatige besluitvorming door het Uwv. Het primaire en het bestreden besluit, waarin aan verzoekster per 12 maart 2021 eerst een WGA-vervolguitkering en vervolgens een WGA-loonaanvullingsuitkering is toegekend in plaats van de IVA-uitkering waar zij recht op had, zijn onrechtmatig geweest. De vraag die in deze zaak dus aan de rechtbank voorligt is of er een oorzakelijk (causaal) verband bestaat tussen deze onrechtmatige besluitvorming en de schadeposten die eiseres claimt, en of de schadeposten in het verlengde daarvan aan het Uwv kunnen worden toegerekend, zodat het Uwv die schade moet betalen.
Beoordeling van het verzoek om schadevergoeding
a. Fiscale schade
7. Fiscale schade als gevolg van een nabetaling in één keer kan in beginsel voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen. De schade bestaat in beginsel uit het (positieve) verschil tussen de volgens de wettelijke bepalingen verschuldigde respectievelijk in werkelijkheid geheven belasting en de belasting die eiseres verschuldigd zou zijn geweest, als de periodieke betalingen van de bedragen die het Uwv aan eiseres verschuldigd was en de belastingheffing over die periodieke betalingen hadden plaatsgevonden in de jaren waarop de nabetaling betrekking heeft. En uit het (positieve) verschil tussen de werkelijk door eiseres ontvangen toeslagen en de toeslagen waarop zij recht zou hebben gehad als de IVA-uitkering door het Uwv per 12 maart 2021 periodiek aan haar was uitbetaald. Als met instemming van de Belastingdienst gebruik kan worden gemaakt van de middelingsregeling, wordt de na toepassing van deze regeling verschuldigde belasting en ontvangen toeslagen in aanmerking genomen.
8. Voor een veroordeling tot vergoeding van fiscale schade is een concreet en goed onderbouwd schadeverzoek nodig. [4] Dat betekent dat eiseres een uitgewerkte opgave moet doen van de beweerdelijk geleden fiscale schade. Dat heeft verzoekster niet gedaan. De hoogte van extra te betalen inkomstenbelasting en de werkelijk gemiste toeslagen is niet inzichtelijk gemaakt, omdat de definitieve beschikkingen nog ontbreken. Hierdoor kan de omvang van de fiscale schade nu nog niet worden vastgesteld. Ook moet eiseres eerst een beroep doen op de middelingsregeling, waarmee de omvang van de schade kan verminderen of zelfs tot nihil kan worden teruggebracht. Er is daarom nu (nog) geen grond om het verzoek om vergoeding van de gestelde fiscale schade te honoreren. Als er na toepassing van de middelingsregeling nog schade overblijft, kan eiseres een nieuw, maar dan concreet en goed onderbouwd schadeverzoek bij het Uwv indienen. De rechtbank zal het verzoek op dit punt daarom niet toewijzen.
b. Kosten voor rechtsbijstand bij communicatie met het pensioenfonds
9. Eiseres moet als gevolg van de veranderingen van haar uitkering ook te veel ontvangen arbeidsongeschiktheidspensioen terugbetalen. Voor de communicatie met het pensioenfonds hierover heeft zij zich laten bijstaan door een advocaat waarvan ze de kosten zelf heeft moeten betalen. Verzoekster heeft verzocht om vergoeding van deze kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze kosten bedragen volgens eiseres vooralsnog € 605,-.
10. Eiseres heeft haar schadeverzoek op dit punt niet onderbouwd met facturen. De rechtbank heeft dus geen inzicht in welke werkzaamheden voor dit bedrag zijn verricht door een rechtsbijstandverlener. Hierdoor kan de rechtbank niet beoordelen of deze schadepost in een zodanig verband staan met de het onrechtmatige besluiten, dat deze kan worden toegerekend aan het Uwv. De rechtbank zal het verzoek ook op dit punt daarom niet toewijzen.
c. Immateriële schade
11. Voor wat betreft immateriële schade zoekt de bestuursrechter aansluiting bij het civiele schadevergoedingsrecht. Voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, heeft eiseres recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding als zij in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. [5] Van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake als eiseres geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is nodig dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Voor vergoeding van immateriële schade is onvoldoende dat sprake is van min of meer sterk psychisch onbehagen en van zich gekwetst voelen door de onrechtmatige besluitvorming.
12. Eiseres heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat zij als gevolg van de onrechtmatige besluiten geestelijk letsel heeft opgelopen. Gesteld noch gebleken is dat eiseres een arts of psycholoog heeft bezocht in verband met klachten van welke aard dan ook. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade daarom afwijzen.

Conclusie en gevolgen

13. De conclusie van het voorgaande is dat de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afwijst. De proceskosten die eiseres in het kader van haar verzoek om schadevergoeding heeft gemaakt komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
14. De rechtbank ziet in de uitkomst van de zaak wel aanleiding te bepalen dat het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt en om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die eiseres tot aan haar verzoek om schadevergoeding heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde van € 837,- met een wegingsfactor 1). De proceskosten die eiseres in bezwaar heeft gemaakt zijn met het bestreden besluit reeds vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zij heeft dit gedaan met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 8:88, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 16 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1466.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 6 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:763.
5.Artikel 6:106, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek.