ECLI:NL:RBMNE:2023:4208

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
UTR 22/1114
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning voor de bouw van woongebouwen in strijd met bestemmingsplan door onvoldoende onderbouwing van geur- en geluidsbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten op 1 februari 2022 heeft verleend voor de bouw van drie woongebouwen met in totaal 49 appartementen en zes twee-onder-één-kapwoningen. Eiseres, een visrokerij en zeevisgroothandel, heeft beroep ingesteld tegen deze vergunning, omdat zij vreest dat de bewoners van de nieuw te bouwen woningen hinder zullen ondervinden van geur- en geluidsbelasting van haar bedrijf. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat de geur- en geluidsbelasting bij de nieuw te bouwen woningen van een aanvaardbaar niveau zal zijn, en dat er dus geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De rechtbank vernietigt de omgevingsvergunning en draagt het college op om opnieuw op de aanvraag van de vergunninghouder te beslissen, waarbij het college uitvoerig onderzoek moet doen naar de geur- en geluidsbelasting en de juiste normen moet toepassen. De rechtbank benadrukt dat de geuremissie van de visrokerij goed in kaart moet worden gebracht en dat de overschrijding van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor het maximale geluidsniveau niet kan worden genegeerd. De uitspraak heeft gevolgen voor de vergunninghouder, die opnieuw moet afwachten of de vergunning kan worden verleend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1114

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V ., gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C. Ozinga),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten, het college
(gemachtigde: mr. M.W. van Nijendaal).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
VOF [derde-partij]gevestigd in [vestigingsplaats] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. F.W. Drost).

Inleiding

1. Deze zaak gaat over de omgevingsvergunning die het college op 1 februari 2022 heeft verleend aan vergunninghouder voor het in strijd met het bestemmingsplan bouwen van 3 woongebouwen met in totaal 49 appartementen, waarvan één met een parkeerkelder, aan de [straat 1] [nummeraanduiding 1] tot en met [nummeraanduiding 2] en 6 twee-onder-één-kapwoningen aan de [straat 2] [nummeraanduiding 3] tot en met [nummeraanduiding 4] in [plaats] (de omgevingsvergunning). Het plangebied was voorheen in gebruik als bedrijventerrein.
1.1.
Eiseres is een visrokerij en zeevisgroothandel op minder dan 30 meter afstand van het plangebied. Binnen het bedrijf worden diverse soorten vis gerookt. Eiseres heeft daarvoor acht rookkamers: vijf traditionele rookkamers en drie geconditioneerde rookkamers. Eiseres vreest dat de bewoners van de nieuw te bouwen woningen hinder zullen ondervinden van de geur en het geluid dat het bedrijf emitteert en dat zij daardoor wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering. Eiseres heeft daarom beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 10 juni 2022 en het onderzoek aan de einde van die zitting gesloten. Met de beslissing van 24 juni 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend (de heropeningsbeslissing). Met de heropeningsbeslissing heeft de rechtbank de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (de StAB) benoemd als deskundige voor het uitbrengen van een advies over de vragen die rechtbank in de heropeningsbeslissing heeft geformuleerd.
1.3.
Op 1 november 2022 heeft de StAB een deskundigenverslag (het deskundigenverslag) uitgebracht. Alle partijen hebben schriftelijk hun zienswijze op het deskundigenverslag naar voren gebracht.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 april 2023 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
 namens eiseres: [A] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres, en de door eiseres meegenomen deskundigen ir. [B] van [onderneming 1] en [C] van [onderneming 2] ;
namens het college: de gemachtigde van het college, vergezeld door [D] en [E] ;
  • namens vergunninghouder: [F] , [G] , [H] en [I] , bijgestaan door de gemachtigde van vergunninghouder en de door vergunninghouder meegenomen deskundigen dr. [J] en [K] van [onderneming 3] ;
  • namens de StAB: drs. ing. [L] en ing. [M] .

Overwegingen

Waar gaat het in deze uitspraak over?
2. Tussen partijen staat niet ter discussie dat voor de nieuw te bouwen woningen een omgevingsvergunning voor onder andere afwijken van het bestemmingsplan nodig is. Het college kan die vergunning verlenen, als de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd – in dit geval dus het bouwen van nieuwe woningen – niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van de omgevingsvergunning een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. [1]
3. In geschil is of de omgevingsvergunning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dat spitst zich toe op de vraag of het college in de omgevingsvergunning heeft onderbouwd dat er in het plangebied, ondanks de geur die en het geluid dat de visrokerij emitteert, ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen een goed woon- en leefklimaat zal zijn. Volgens het college en vergunninghouder zal dat het geval zijn, volgens eiseres niet.
4. Ter onderbouwing van hun standpunten verwijzen partijen naar rapporten van door hun ingeschakelde deskundigen. Die hebben onderzoek gedaan naar de geur- en geluidsbelasting van het bedrijf van eiseres. De deskundigen zijn het niet met elkaar eens. Omdat de rechtbank zelf niet over de benodigde expertise op het gebied van geur en geluid beschikt, heeft zij de StAB als deskundige benoemd en gevraagd haar te adviseren.
5. De StAB heeft – samengevat – geconcludeerd dat de geuronderzoeken waar het college zich op baseert niet de juiste uitgangspunten hanteren om vast te kunnen stellen dat sprake is van een aanvaardbaar niveau van geurhinder bij de nieuw te bouwen woningen. De StAB heeft geadviseerd welke uitgangspunten wel gehanteerd kunnen worden. Wat betreft het geluid komt de StAB tot de conclusie dat de geluidsbelasting bij de nieuw te bouwen woning hoger is dan waar de geluidsrapporten van het college van uit gaan.
6. Het college en vergunninghouder vinden dat de rechtbank het advies van de StAB niet moet volgen. Zij zijn het niet eens met de conclusies van de StAB, kort gezegd, omdat het advies van de StAB over geur tot een onwerkbare situatie zal leiden en de conclusies van de StAB over het aspect geluid onjuist zijn. De rechtbank moet dus beslissen of zij het advies van de StAB volgt.
Wat vindt de rechtbank?
7. De rechtbank geeft het college en vergunninghouder geen gelijk en volgt het advies van de StAB. De conclusie is dat het college bij de huidige stand van zaken onvoldoende heeft onderbouwd dat er, ondanks de geur- en geluidsemissie van het bedrijf van eiseres een goed woon- en leefklimaat zal zijn bij de nieuw te bouwen woningen. De rechtbank zal dat hierna verder uitleggen. Eerst bespreekt de rechtbank de standpunten van partijen en de conclusies van de StAB over de aspecten geur en geluid. Daarna legt zij uit waarom zij het advies van de StAB volgt. De rechtbank zal vervolgens bespreken wat dit betekent voor de omgevingsvergunning en hoe het verder gaat met de zaak.
De standpunten van partijen over het aspect geur
8. Voor het aspect geur ligt aan de omgevingsvergunning het rapport ’Herontwikkeling terrein te [plaats] – Geur prognoseberekeningen’ van [onderneming 3] ( [onderneming 3] ) van 21 september 2018, geüpdatet op 3 april 2019 ten grondslag. In dit rapport wordt de geurbelasting van het bedrijf bij de nieuw te bouwen woningen getoetst aan de voormalige Bijzondere regeling B5 Vleesindustrie van de Nederlandse emissie Richtlijn lucht (de NeR). Op grond van deze regeling geldt dat sprake is van een acceptabel niveau van geurhinder bij een geurbelasting van 2,5 Europese geureenheden (ouE) per m3 als 98-percentiel. Dit houdt in dat gedurende 98% van de tijd de geurblootstelling ter hoogte van de nieuw te bouwen woningen niet hoger mag zijn dan 2,5 ouE/m3 (en dus 2% van de tijd wel). De 98-percentielwaarde in het plangebied is volgens [onderneming 3] lager dan 0,15 ouE/m3 en voldoet dus aan de norm uit de NeR. In het rapport van [onderneming 3] staat verder dat het bedrijf van eiseres een relatief korte emissietijd heeft (250 uur per jaar in de huidige situatie) en dat het daarom wenselijk is om ook de geurbelasting bij de 99,9-percentielwaarde in beeld te brengen. [onderneming 3] gebruikt voor het 99,9-percentiel de norm van 20 ouE/m3 uit het Gelders geurbeleid en komt tot de conclusie dat deze waarde (ruim) wordt overschreden: de hoogste 99,9-percentielwaarde is volgens [onderneming 3] 71,1 ouE/m3.
9. [onderneming 3] heeft de 99,9-percentielwaarde dus in kaart gebracht, maar het college heeft dit niet in zijn beoordeling van de hinderlijkheid van de geur bij de nieuw te bouwen woningen betrokken. Het college vindt de overschrijding van de norm van 20 ouE/m3 niet relevant, omdat het hierbij maar om een beperkte duur van 8,76 uur/jaar gaat, de 98-percentiel blootstelling relatief laag is en er geen klachten zijn vanuit de omgeving. Bovendien is [plaats] volgens het college een plaats waar van oudsher vis wordt gerookt en waar enige vorm van geurwaarneming van het rookproces altijd kenmerkend is geweest voor de omgeving. Een beeld dat ook wordt bevestigd in een enquête die recent is gehouden in het kader van de nieuwe omgevingsvisie.
10. Eiseres vindt dat de 99,9-percentielwaarde wel bij de beoordeling van de mate van geurhinder bij de nieuw te bouwen woningen moet worden betrokken. Een visrokerij is namelijk geen continue geurbron. Bij een visrokerij is sprake van een discontinu proces met piekemissies. Er komt alleen geur vrij op het moment dat de rook uit de rookkamer wordt geblazen. In zo’n geval is volgens eiseres het 99,9-percentiel een effectieve maat om de geurhinder te beschrijven Op basis daarvan moet volgens eiseres de conclusie zijn dat er voor het aspect geur geen goed woon-en leefklimaat is in het plangebied. Ook vindt eiseres dat [onderneming 3] (en het college) zijn uitgegaan van een onjuiste geuremissie door de visrokerij en de verkeerde normen hanteren bij het beoordelen van de mate van geurhinder.
De conclusies van de StAB over het aspect geur
11. De StAB is in haar advies ingegaan op de volgende onderwerpen:
  • de geuremissie van de visrokerij;
  • welk percentiel (98 of 99,9) getoetst moet worden om de mate van geurhinder goed te kunnen beoordelen; en
  • aan welke waarde vervolgens getoetst moet worden om te kunnen beoordelen of sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau.
De geuremissie van de visrokerij
12. De StAB heeft eerst gekeken naar de geuremissies van de visrokerij die de deskundigen van partijen in hun berekeningen gebruiken, omdat hiermee de geurbelasting wordt vastgesteld die vervolgens wordt getoetst om te kunnen beoordelen of sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau. Daarvoor heeft de StAB het productieproces bij eiseres in kaart gebracht. De StAB heeft vervolgens vastgesteld dat de productie (het roken van vis), anders dan waar [onderneming 3] vanuit gaat, niet evenredig wordt verdeeld over de drie geconditioneerde en vijf traditionele rookkamers.
13. De StAB heeft ook vastgesteld dat zowel [onderneming 3] , als de deskundige van eiseres kengetallen gebruiken voor het berekenen van de geuremissie van de visrokerij, zowel voor het geconditioneerd roken als voor het traditioneel roken. Die kengetallen zijn afgeleid uit geurmetingen die zijn gedaan in eerdere onderzoeken. [onderneming 3] gebruikt kengetallen uit een referentieonderzoek uit 2010 en de deskundige van eiseres gebruikt kengetallen die zijn gebaseerd op eerdere metingen van die deskundige. Volgens de StAB zijn die kengetallen voor beide processen – het geconditioneerd roken en het traditioneel roken – niet bruikbaar, omdat de metingen zijn verricht bij bedrijven die wat betreft het productieproces niet vergelijkbaar zijn met eiseres, of bij bedrijven waarvan niet kan worden vastgesteld of dit het geval is. In het referentieonderzoek uit 2010, dat [onderneming 3] gebruikt, zijn de metingen bij de geconditioneerde rookkasten bijvoorbeeld verricht bij een bedrijf dat diverse geurreducerende voorzieningen heeft. Het bedrijf van eiseres heeft dat niet. Verder wijst de StAB er op dat [onderneming 3] de feitelijke geuremissie (op basis van de kengetallen) ten onrechte afhankelijk stelt van de weekproductie. Voor de geuremissie is niet de week- of jaarproductie relevant, maar de karakteristieken van het rookproces, waaronder de batchomvang, de uitvoering van de kast en de specifieke bedrijfsomstandigheden zoals de temperatuur, de toegepaste rook en het debiet (de volumesnelheid). Volgens de StAB kan uit de onderzoeken niet een representatieve waarde voor de geuremissie worden herleid.
14. Tot slot heeft de StAB tijdens een locatieonderzoek vastgesteld dat de rookruimte (de ruimte waarin de rookkamers staan) direct achter de overheaddeur aan de [straat 3] ligt, en dat deze overheaddeur feitelijk altijd geopend is. Niet uitgesloten is dat een deel van de geur uit de visrokerij via de overheaddeur op lage hoogte wordt uitgestoten. Omdat de bronhoogte van de deur beperkt is en de afstand tot de nieuw te bouwen woningen kort, zou dit een relevante geurbron kunnen zijn. Dit is niet meegenomen bij de onderzoeken naar de geuremissie.
14. De StAB concludeert dat een goede analyse van het emissiepatroon en van de bedrijfssituatie van eiseres ontbreekt. In een volledig onderzoek zou de geuremissie van alle stappen van het rookproces (drogen, roken en rookaflaat bij einde roken, waarbij er mogelijk verschil is tussen opvolgende rook- of droogstappen) moeten worden gekwantificeerd. Ook zou de geuremissie door de ruimteventilatie moeten worden gekwantificeerd. Met de invoer van de berekeningen moet de feitelijke situatie worden benaderd. Tijdelijke (piek)emissies moeten als zodanig worden ingevoerd in het verspreidingsmodel. Bij het middelen van emissies kan anders een onderschatting van de piekemissies op leefniveau optreden.
Geurbelasting bij 98 of 99,9-percentiel toetsen? En aan welke waarde?
16. Vanwege het emissiepatroon bij de visrokerij van eiseres – waarbij sprake is van een discontinu proces – moeten volgens de StAB zowel het 98-percentiel, als het 99,9-percentiel getoetst worden om de hinderlijkheid van de geur goed te kunnen beoordelen en daarmee vast te stellen of in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de nieuw te bouwen woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De piekbelastingen tijdens het rookproces zijn met het verspreidingsmodel beter te beschrijven door percentielen hoger dan het 98-percentiel. Het 99,9-percentiel is hiervoor een gebruikelijk percentiel. Maar omdat in het algemeen geldt dat de (statistische) betrouwbaarheid van de modelberekening daalt naarmate de emissie korter duurt en/of het percentiel hoger wordt, moet ook aan het 98-percentiel worden getoetst.
17. De StAB is ook ingegaan op de waarden waaraan het college heeft getoetst. Voor het 98-percentiel gaat het college uit van een waarde van 2,5 ouE/m3 als aanvaardbaar geurhinderniveau bij de nieuw te bouwen woningen en van een waarde van 5 ouE/m3 als aanvaardbaar geurhinderniveau bij de bestaande bedrijfswoning aan de [straat 4] . De StAB stelt vast dat de waarde van 2,5 ouE/m3 uit de NeR komt en de waarde van 5 ouE/m3 uit het Gelders geurbeleid. De StAB concludeert dat een waarde van 2,5 ouE/m3 als 98-percentiel geen aanvaardbaar geurhinderniveau is voor nieuwbouw. Uitgaande van de normen uit de NeR had het volgens de StAB meer voor de hand gelegen om voor de nieuw te bouwen woningen te toetsen aan een waarde van 0,95 ouE/m3 als 98-percentiel. Bij deze geurconcentratie zijn namelijk geen maatregelen voor geurreductie nodig op grond van de NeR. Als wordt gekeken naar het Gelders geurbeleid moet de geurbelasting bij de nieuw te bouwen woningen volgens de StAB worden getoetst aan een streefwaarde van 0,15 ouE/m3 als 98-percntiel, met de mogelijkheid dit gemotiveerd te verruimen tot een richtwaarde van 0,5 ouE/m3. Dit zijn de normen die op grond van het Gelders geurbeleid gelden voor categorie A geurgevoelige objecten, zoals woningen.
18. Verder stelt de StAB vast dat als het college bij de toetsing van het 99,9-percentiel het Gelders geurbeleid als uitgangspunt neemt, voor de woningen in het plangebied uit moet worden gegaan van vier maal de normen die gelden voor de categorie A geurgevoelige objecten in het 98-percentiel. Dit komt neer op een streefwaarde van 0,6 ouE/m3 (vier maal 0,15 ouE/m3) en een richtwaarde van 2 ouE/m3 (vier maal 0,5 ouE/m3).
In de NeR zijn geen normen opgenomen voor het 99,9-percentiel. Op de zitting is besproken dat, net als in het Gelders geurbeleid, vier maal de norm voor het 98-percentiel gehanteerd kan worden: 3,8 ouE/m3 (vier maal 0,95 ouE/m3).
De standpunten van partijen over het aspect geluid
19. Het college en vergunninghouder stellen zich op het standpunt dat bij de nieuwbouw sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidbelasting. Zij baseren zich op geluidsrapporten van [onderneming 3] en [onderneming 4] .
20. Eiseres voert aan dat het onduidelijk is of aan de kanten waar de woningen niet worden voorzien van dove gevels kan worden voldaan aan de grenswaarden van artikel 2.17 en verder van het Activiteitenbesluit milieubeheer (het Activiteitenbesluit). Verder wijst zij er op dat de rapporten van [onderneming 3] en [onderneming 4] geen duidelijkheid geven over het langtijdgemiddelde. Eiseres onderbouwt haar standpunt met notities van [onderneming 2] , die zij heeft ingebracht. In de notitie van 15 oktober 2021 concludeert [C] dat het langtijdgemiddelde niet goed is onderzocht. Volgens [C] is het waarschijnlijk dat de piekniveaus die worden veroorzaakt door de laad- en losactiviteiten een significante bijdrage leveren aan het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van het bedrijf van eiseres, omdat dit geen piekgeluiden zijn die sporadisch voorkomen.
21. De rechtbank heeft de StAB om advies gevraagd over de vraag of bij de nieuw te bouwen woningen aan de kanten waar deze niet zijn voorzien van dove gevels kan worden voldaan aan de grenswaarden – waaronder het langtijdgemiddelde – van artikel 2.17 en verder van het Activiteitenbesluit.
De conclusies van de StAB over het aspect geluid
22. In het deskundigenverslag heeft de StAB geconcludeerd dat ter plaatse van de niet dove zuidgevel van blok [.] bij de nieuw te bouwen woningen niet kan worden voldaan aan de grenswaarden van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Dit geldt in ieder geval voor het maximale geluidniveau, dat 60 dB(A) mag zijn in de nachtperiode. De locatie waar de geluidmetingen door [onderneming 3] zijn uitgevoerd, komt niet helemaal overeen met het maatgevend punt op de niet dove gevel van de nieuwbouw. Hierdoor zijn de maximale geluidniveaus op de zuidgevel van de nieuwbouw 1 à 2 dB hoger dan de gemeten waarden. Ook had volgens de StAB het stemgeluid, het optrekken van voertuigen, het vallen van bakken of een deksel bij het laden en het claxonneren moeten worden meegenomen bij de toetsing van het maximale geluidniveau.
23. Waarschijnlijk wordt ook de grenswaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau uit het Activiteitenbesluit overschreden, die grenswaarde is 40 dB(A) voor de nachtperiode. Door het college is namelijk niet onderzocht wat de bijdrage is van voertuigbewegingen en van laad- en losactiviteiten door voertuigen met een koelmotor die in werking is op het terrein van eiseres. Volgens de StAB is de bijdrage hiervan waarschijnlijk wel relevant voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Verder komt de locatie waarop de geluidmetingen door [onderneming 3] zijn uitgevoerd niet geheel overeen met het maatgevende punt op de niet dove zuidgevel van blok [.] van de nieuwbouw. Het geluidsniveau op die plek is 1dB hoger dan de gemeten waarden.
Waarom volgt de rechtbank het advies van de StAB over de aspecten geur en geluid?
24. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de rechtbank in beginsel af mag gaan op de inhoud van een deskundigenadvies. Dat is slechts anders als dat advies onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen of anderszins zodanige gebreken bevat dat het niet aan de oordeelsvorming ten grondslag mag worden gelegd. Daar is hier geen sprake van.
24. De StAB heeft naar het oordeel van de rechtbank zorgvuldig onderzoek gedaan. Anders dan het college aanvoert in zijn reactie op het StAB-advies is de StAB niet alleen maar afgegaan op informatie van eiseres. De adviseurs hebben het bedrijf van eiseres, waaronder de visrokerij, bezocht en gesproken met de eigenaar en zijn gemachtigde. Ook hebben zij gesproken met vertegenwoordigers en de gemachtigde van het college en vertegenwoordigers en de gemachtigde van vergunninghouder. Op verzoek van het college en vergunninghouder hebben zij gesproken met specialisten van [onderneming 3] . Partijen hebben op het conceptadvies kunnen reageren en de StAB heeft hun reacties beantwoord. In het deskundigenadvies en op de zitting hebben de adviseurs van de StAB op een duidelijke en goed te volgen manier uitgelegd hoe zij tot hun conclusies zijn gekomen.
26. Het college en vergunninghouder hebben verschillende redenen genoemd waarom het StAB-advies niet moet worden gevolgd, maar daar is de rechtbank het niet mee eens.
27. Het college en vergunninghouder blijven bij hun standpunt dat bij de nieuw te bouwen woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de (hoge) geurbelasting in het 99,9-percentiel daarbij niet relevant is. Zij wijzen er op dat er geen klachten zijn van bewoners van de bestaande (waaronder recent gebouwde) woningen en dat de geur van gerookte vis karakteristiek is voor [plaats] . De rechtbank oordeelt dat dit geen reden is om af te wijken van het advies van de StAB dat de geurbelasting in het 99,9-percentiel goed in kaart moet worden gebracht en moet worden betrokken bij de beoordeling of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Zoals de StAB terecht opmerkt liggen de bestaande woningen op grotere afstand van de visrokerij dan de nieuw te bouwen woningen en is de beleving van bestaande inwoners op onbekende afstand van de visrokerij niet zonder meer representatief voor nieuwe bewoners op kortere afstand van deze visrokerij.
28. Het college en vergunninghouder denken verder dat toetsing aan de 99,9-percentielwaarde tot een praktisch onwerkbare situatie zou leiden. Dit zou namelijk tot gevolg hebben dat in de hele gemeente geen nieuwe woningen meer gebouwd kunnen worden, omdat de geuremissie van de visrokerij dan overal de normen die gelden voor het 99,9-percentiel overschrijdt. Zij verwijzen daarvoor naar een kaart met geurcontouren die [onderneming 3] heeft gemaakt. Dit maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. In de eerste plaats is van belang dat, zoals in 12 t/m 15 overwogen, de geuremissie van de visrokerij nog niet bekend is en bij de huidige stand van zaken ook niet kan worden vastgesteld. Aan de geurcontouren die [onderneming 3] heeft vastgesteld kan dus geen betekenis worden toegekend. In de tweede plaats betekent de omstandigheid dat op meer plekken de normen voor het 99,9-percentiel worden overschreden en dat dit mogelijk woningbouw op andere plekken in de gemeente in de weg kan staan niet dat voor dit project lagere eisen gesteld moeten worden aan de aanvaardbaarheid van het geurhinderniveau.
29. Volgens het college en vergunninghouder komt aan de conclusie van de StAB over het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau geen doorslaggevende betekenis toe, omdat de StAB geen eigen geluidsmetingen heeft gedaan en heeft geconcludeerd dat bij de niet dove zuidgevel van blok [.] van de nieuwbouw
waarschijnlijkniet kan worden voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De StAB heeft inderdaad indicatieve berekeningen verricht, maar waar het bij de conclusies van de StAB om gaat is dat de deskundigen van het college en vergunninghouder onjuiste uitgangspunten hebben gehanteerd bij het berekenen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Of, zoals volgt uit de indicatieve berekeningen van de StAB, met de juiste uitgangspunten sprake zal zijn van een overschrijding van de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau zal het college moeten onderzoeken.
30. Verder meent het college dat ook bij maximale geluidsniveaus van meer dan
60 dB(A) sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat, omdat door de hoge (voorgeschreven) gevelgeluidwering de binnenwaarde van 45 dB(A) in de woning gegarandeerd kan worden. De rechtbank vindt dit onvoldoende om de conclusies van de StAB over het maximale geluidsniveau niet te volgen. Het is bijvoorbeeld niet duidelijk wat deze maatregelen zijn en hoeveel geluidsreductie dit oplevert. Daar komt bij dat bij de berekening van de maximale geluidsniveaus door de deskundigen van het college en vergunninghouder geen rekening is gehouden met de piekgeluiden die worden veroorzaakt door stemgeluid, het optrekken van voertuigen, het vallen van bakken of een deksel bij het laden en het claxonneren. Het college en vergunninghouder zijn het niet met de StAB eens dat deze piekgeluiden bij de beoordeling van het maximale geluidniveau moeten worden betrokken, maar in wat zij aanvoeren ziet de rechtbank geen reden om de StAB hierin niet te volgen. Zij hebben niet concreet onderbouwd waarom de conclusies van de StAB hierover onjuist zijn. Verder heeft de rechtbank geen deskundigheid op dit specifieke gebied. Zij heeft juist vanwege het gebrek aan expertise aan haar kant over dit punt de StAB benoemd om haar te laten adviseren.
30. Het college vindt dat hij samen met vergunninghouder al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om een zo juist mogelijk beeld te krijgen van de bedrijfssituatie van eiseres (dat is relevant voor de geuremissie), maar volgens hem heeft eiseres de relevante gegevens niet willen verstrekken. Volgens het college kan eiseres zich daarom niet met succes op het standpunt stellen dat het college haar bedrijfsvoering onvoldoende in kaart heeft gebracht. Voor zover eiseres inderdaad de relevante gegevens niet heeft willen verstrekken – eiseres betwist dit – maakt dit niet dat de conclusie van de StAB over de geuremissie niet gevolgd kan worden. De verplichting voor het college om de geuremissie van de visrokerij te onderzoeken geldt voor de toekomst: het college moet dit onderzoek naar aanleiding van het StAB-advies (laten) doen. De rechtbank gaat daar hierna in overweging 35 verder op in.
Wat betekent dit voor de omgevingsvergunning?
32. De rechtbank oordeelt op basis van het advies van de StAB dat het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geuremissie van de visrokerij, ten onrechte niet de geurbelasting in het 99,9-percentiel heeft betrokken bij de beoordeling of ter hoogte van de nieuw te bouwen woningen sprake zal zijn van en goed woon- en leefklimaat en niet de juiste normen uit de NeR en het Gelders geurbeleid heeft toegepast bij de toets of sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau.
Verder worden in de geluidsrapporten die aan de omgevingsvergunning ten grondslag liggen niet de juiste uitgangspunten gehanteerd. Als gevolg daarvan moet ervan worden uitgegaan dat de grenswaarde uit het Activiteitenbesluit voor het maximale geluidsniveau wordt overschreden bij de niet dove zuidgevel van blok [.] van de nieuwbouw, en dat dat waarschijnlijk ook geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau.
33. Dit betekent dat het college niet heeft onderbouwd dat de geur- en geluidsbelasting bij de nieuw te bouwen woningen van een aanvaardbaar niveau zal zijn, en (dus) ook niet dat sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen is gebrekkig tot stand gekomen, omdat het onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. [2]
Hoe gaat het verder?
34. De geconstateerde gebreken kunnen door het college worden hersteld, maar zoals de StAB op zitting heeft toegelicht, zal uitvoerig nader onderzoek naar de geur- en geluidsbelasting bij de nieuw te bouwen woningen nodig zijn. De rechtbank vindt het daarom niet opportuun om een tussenuitspraak te doen en het college in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen, en zal de omgevingsvergunning vernietigen. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien omdat eerst het college aan zet is: hij moet nader onderzoek doen en (opnieuw) beoordelen of sprake is van een goed woon- en leefklimaat bij de nieuw te bouwen woningen. Dat betekent dat de aanvraag van vergunninghouder om een omgevingsvergunning weer open ligt en dat het college hier opnieuw op moet beslissen. Als het college opnieuw op de aanvraag beslist moet hij in ieder geval het volgende doen.
35. Het college zal onderzoek moeten doen naar de geuremissie van de visrokerij. Dat moet hij doen in overeenstemming met het advies van de StAB (zie overweging 15). De rechtbank merkt op dat het belangrijk is dat eiseres daaraan meewerkt. Daarna moet het college opnieuw beoordelen of bij de nieuw te bouwen woningen sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau. Bij die beoordeling moet de geurbelasting in het 98-percentiel en de geurbelasting in het 99,9-percentiel worden betrokken. Het college wijst er terecht op dat hij beoordelingsruimte heeft bij het vaststellen van de waardes waaraan hij toetst om te bepalen of sprake is van een aanvaardbaar geurhinderniveau. De gemeente Bunschoten heeft geen geurbeleid vastgesteld. Het college mag in zo’n geval bij de beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar niveau van geurhinder aansluiten bij geurbeleid van andere bestuursorganen. Maar als het college dat doet, moet hij consequent uitgaan van dezelfde regeling/hetzelfde beleid en de gebruikte toetsingskaders juist toepassen. Als het college het Gelders geurbeleid als toetsingskader neemt, dan moet hij voor de nieuw te bouwen woningen de waarden toepassen die gelden voor de gebiedscategorie ‘wonen’. En als hij het NeR als toetsingskader neemt, moet hij uitgaan van een norm van 0,95 ouE/m3 als 98-percentiel en een norm van 3,8 ouE/m3 als 99,9-percentiel.
36. Het college zal ook opnieuw onderzoek moeten doen naar de geluidsbelasting. Hij zal het langtijdgemiddelde moeten beoordelen, waarbij hij de bijdrage van voertuigbewegingen en van laad- en losactiviteiten met een werkende koelmotor op het terrein van eiseres moet onderzoeken. Die bijdrage is namelijk relevant voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Verder moet het college betrekken dat de StAB heeft geconcludeerd dat de locatie waar de geluidsmetingen zijn uitgevoerd niet geheel overeen komt met het maatgevende punt op de niet dove zuidgevel van blok [.] van de nieuwbouw.
37. Tot slot moet het college motiveren waarom er, ondanks een overschrijding van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor het maximale geluidsniveau bij de dove zuidgevel van blok [.] van de nieuwbouw toch sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat. Als het college bij die motivering betrekt dat vergunninghouder geluidsreducerende maatregelen treft, en/of dat het college een maatwerkvoorschrift aan vergunninghouder zal opleggen, moet het college inzichtelijk maken op welke manier aan de grenswaarden voor het maximale geluidsniveau uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan. Daarbij moet het college betrekken dat de StAB heeft geconcludeerd dat de locatie waar de geluidsmetingen zijn uitgevoerd niet geheel overeen komt met het maatgevende punt op de niet dove zuidgevel van blok [.] van de nieuwbouw. De rechtbank merkt op dat het voor een goed onderzoek naar het woon- en leefklimaat nodig kan zijn dat eiseres daaraan meewerkt en inzicht verschaft in hoe haar bedrijf is ingericht en hoe de processen werken.

Conclusie en gevolgen

38. Het besluit om de omgevingsvergunning te verlenen is onzorgvuldig voorbereid en niet goed gemotiveerd. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt dit besluit. Het college moet opnieuw op de aanvraag van vergunninghouder beslissen met inachtneming van deze uitspraak.
39. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. Elke punt heeft een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt), heeft aan de zittingen van de rechtbank deelgenomen (2 punten) en heeft een schriftelijke zienswijze ingediend na het deskundigenverslag (0,5 punt). De vergoeding voor rechtsbijstand bedraagt dan in totaal
€ 2.929,50.
40. Ook krijgt eiseres een vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde deskundigen. De rechtbank vindt het redelijk dat eiseres deskundige bijstand heeft ingeroepen. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de gemaakte kosten redelijk zijn. Om dat te kunnen beoordelen moet eiseres de door haar gemaakte kosten onderbouwen met een factuur die inzicht biedt in het tarief, de verrichte werkzaamheden en de tijd die de deskundige daaraan heeft besteed.
41. Op de eerste zitting heeft eiseres een uitdraai van een grootboekrekening overgelegd van inkoop van deskundigen [C] en [onderneming 1] , met vier data en bedragen. Dit is onvoldoende onderbouwing om in aanmerking te komen voor een vergoeding. Met alleen die gegevens kan de rechtbank de redelijkheid van de gemaakte kosten niet beoordelen.
42. Tijdens de 2e zitting heeft eiseres verschillende facturen overgelegd van [C] en [onderneming 1] , waaronder een factuur van € 2.430,- exclusief BTW van [C] voor ‘Quickscan geluid en doorberekening second opinion geur’. Deze factuur biedt geen inzicht in het tarief, de verrichte werkzaamheden en de tijd die de deskundige heeft besteed en komt dus niet voor vergoeding in aanmerking.
43. De andere facturen bieden dat inzicht wel. [onderneming 1] heeft 4 uur met een tarief van € 150,- per uur exclusief BTW in rekening gebracht. [C] heeft 22,5 uur in rekening gebracht, met een tarief tussen de € 85,- en € 98,- per uur (exclusief BTW). De rechtbank vindt het aantal uur dat de deskundigen hebben besteed niet onredelijk. Hiervoor krijgt eiseres een vergoeding.
44. De rechtbank stelt de vergoeding van deze kosten vast aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht, gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en dus met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken.
45. Op grond van het Besluit tarieven strafzaken 2003 geldt een maximumtarief van
€ 142,75 per uur exclusief BTW. De rechtbank stelt de kosten voor [onderneming 1] daarom vast op 4 uur x € 142,75 = € 571,- exclusief BTW. Het tarief dat [C] in rekening heeft gebracht is minder dan het maximumtarief uit het Besluit tarieven strafzaken 2003. Het college moet dus het uurtarief vergoeden dat [C] in rekening heeft gebracht. Het gaat om 1,5 uur á € 88,-, 14 uur á € 85,- en 7 uur á € 98,- exclusief BTW. Dat komt neer op een bedrag van € 2008,- exclusief BTW. Het college moet in totaal een bedrag aan deskundigenkosten betalen van € 571, - + € 2008,- = € 2.579,- exclusief BTW. De rechtbank gaat er van uit dat eiseres de BTW kan aftrekken.
46. Het totale bedrag aan te vergoeden proceskosten komt hiermee op € 2.929,50 +
€ 2.579,- = € 5.5085,50.

Beslissing

De rechtbank:
- vernietigt het besluit van het college om de omgevingsvergunning te verlenen;
- draagt het college op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van vergunninghouder;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 5.5085,50 ‬ aan proceskosten aan eiseres, waarvan een bedrag van € € 2.579,- exclusief BTW aan deskundigenkosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, voorzitter, en mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen en mr. S.C.A. van Kuijeren, leden, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3o, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 3o, van de Wabo.