ECLI:NL:RBMNE:2023:4297

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/16/559560 / KL ZA 23-196
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen door uitstoot van PFAS en PFOS door schrootonderneming

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] B.V. en [gedaagde] B.V. De eiser, een textielproducent, vorderde een verbod op de verwerking van brandblussers door de gedaagde, een recyclebedrijf, vanwege de uitstoot van PFAS en PFOS, stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid van de werknemers van eiser. De rechtbank oordeelde dat er een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de aard, omvang en gevolgen van de PFAS-verontreiniging vast te stellen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de zaak niet geschikt is voor een kort geding, omdat de complexiteit van de materie en de noodzaak voor nader onderzoek niet verenigbaar zijn met de spoedeisendheid die een kort geding vereist. De vordering van eiser werd dan ook afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 1.755,00. De uitspraak benadrukt de noodzaak van gedegen onderzoek in zaken die betrekking hebben op milieuschade en gezondheidsrisico's.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/559560 / KL ZA 23-196
Vonnis in kort geding van 18 augustus 2023
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [vestigingsplaats ] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. J.R. Bügel te Dronten,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats ] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.P.A. Greuters te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met 52 producties, van 12 juli 2023,
- de nadere producties 53 t/m 61 van [eiser] ,
- de conclusie van antwoord met 7 producties,
- de nadere productie 8 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 20 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [eiser] ,
- de pleitnota van [gedaagde]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is gevestigd aan de [adres 1] en [adres 2] in [vestigingsplaats ] . [adres 2] grenst aan het perceel van [gedaagde] aan de [adres 3] . [eiser] heeft ongeveer 60 werknemers in dienst en produceert textiel dat in kussens en bedden wordt gebruikt en maakt machines ten behoeve van deze textielproducten. [gedaagde] verwerkt als recyclebedrijf diverse soort metalen die worden gesorteerd, gescheiden en afgevoerd. [gedaagde] verwerkt CO2- schuim- en poederblussers en maakt voor het demonteren en vernietigen daarvan gebruik van een brandblusdemontagelijn. De schuimbrandblussers bevatten PFAS.
De vergunningen van [gedaagde]
2.2.
Bij besluit van 1 mei 2017 van de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi- en Vechtstreek, hierna de Omgevingsdienst, is aan [gedaagde] een omgevingsvergunning verleend voor het milieuneutraal veranderen van de inrichting om CO2- en schuimblussers te kunnen innemen en verwerken, naast de [gedaagde] reeds sinds 6 februari 2007 vergunde inname en verwerking van poederblussers. Op 24 mei 2018 heeft de Omgevingsdienst aan [gedaagde] een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een nieuwe brandblussersdemontagelijn en voor het vervangen van de reeds aanwezige gasolietank door een nieuwe tank.
Ambtshalve wijziging omgevingsvergunning van [gedaagde]
2.3.
Op 23 augustus 2021 heeft de Omgevingsdienst van het Waterschap Zuiderzeeland een analyserapport van Aqualysis van 25 juni 2021 ontvangen. In dat rapport staat, onder andere:
“1.1 Aanleiding(…) Dit analyserapport laat de concentraties van een aantal Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) in het afvalwater (effluent van de OBAS van het terrein) afkomstig van de inrichting [gedaagde] B.V. ( [gedaagde] ) aan de [adres 3] in [vestigingsplaats ] zien.(…) Het uitgangspunt is dat emissie van dergelijke stoffen in het afvalwater, en indirect het oppervlaktewater, wordt voorkomen (…) In de vigerende vergunning zijn geen voorschriften opgenomen met betrekking tot de emissie van (p)ZS. Daarom is het noodzakelijk de vergunning aan te passen.
Vanwege dit analyserapport heeft de Omgevingsdienst per brief van 18 november 2021 aan [gedaagde] aangekondigd dat de vergunningssituatie ambtshalve wordt gewijzigd. Op 14 juni 2022 is de omgevingsvergunning van [gedaagde] bij besluit van het College van Gedeputeerde Staten van Flevoland ambtshalve gewijzigd. Dit besluit geeft als reden voor de wijziging dat de vigerende vergunning onvoldoende bescherming geeft tegen het lozen van afvalwater dat is verontreinigd met Zeer Zorgwekkende Stoffen en potentieel Zeer Zorgwekkende Stoffen uit de PFAS- en PFOS groepen. [eiser] heeft tegen dit besluit beroep aangetekend.
2.4.
Naar aanleiding van het voornemen tot ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning en de daarmee gepaard gaande onderzoeken door de Omgevingsdienst heeft de bedrijfsvoering van [gedaagde] ten aanzien van het verwerken van oude brandblussers in de periode juni 2021 tot 22 december 2022 stilgelegen.
Bestuursrechtelijke procedures
2.5.
Op 22 december 2022 heeft [eiser] bij de Omgevingsdienst een verzoek tot handhaving gedaan in verband met stofwolken en schuimvorming in de tanks die [eiser] bij [gedaagde] heeft geconstateerd. [eiser] heeft ook verzocht om de productie tijdelijk stil te leggen. Op 28 februari 2022 heeft de Omgevingsdienst het handhavingsverzoek tegen [gedaagde] afgewezen. [eiser] is tegen deze beslissing in bezwaar gekomen. Op 18 juli 2023 heeft de mondelinge behandeling van dat bezwaar ten overstaan van de Commissie van Bezwaar van de Provincie Flevoland plaatsgevonden.
2.6.
Op 20 februari 2023 heeft [eiser] het College van Gedeputeerde Staten verzocht om i) een ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning van [gedaagde] door voorschriften op te nemen die de omgeving beschermen tegen de verspreiding van Zeer Zorgwekkende Stoffen uit de PFAS en PFOS groepen en ii) een onderzoek voor te schrijven waarin wordt aangetoond wat de omvang en impact van de vervuiling is geweest. Bij brief van 22 maart 2023 heeft de Omgevingsdienst dit verzoek afgewezen uitsluitend vanwege de samenloop van dit verzoek met het bezwaar van [eiser] tegen het besluit van de Omgevingsdienst van 14 juni 2022 (zie nr. 2.3). Op 3 mei 2023 maakt [eiser] bezwaar tegen deze afwijzing. Bij verweerschrift van 28 juni 2023 heeft de Omgevingsdienst geconcludeerd dat het verzoek van 20 februari 2023 ten onrechte is afgewezen en dat de aanvraag alsnog in behandeling zal worden genomen. De brief van 22 maart 2023 wordt herroepen. Op 5 juli 2023 heeft [eiser] het bezwaarschrift tegen de (aanvankelijke) afwijzing van het verzoek tot ambtshalve wijziging van de omgevingsvergunning ingetrokken.
Onderzoeksrapporten van [eiser]
2.7.
heeft onderzoek laten doen door [onderzoeksbureau 1] (hierna: [onderzoeksbureau 1] ), [onderzoeksbureau 2] B.V. (hierna: [onderzoeksbureau 2] ), de Omgevingsdienst en [onderzoeksbureau 3] .
[onderzoeksbureau 1]
2.7.1.
[onderzoeksbureau 1] heeft in opdracht van [eiser] op 22 september 2022 een indicatief PFAS onderzoek gedaan door materiaal uit enkele dakgoten van de [adres 1] in [vestigingsplaats ] te bemonsteren. Van de resultaten is een rapport opgemaakt, gedateerd op 13 oktober 2022. In het rapport van [onderzoeksbureau 1] staat, onder andere:

Geconcludeerd kan worden dat de depositie van PFAS een risico vormt voor de lokale bodemkwaliteit, wat in strijd is met de zorgplicht bodembescherming, zoals omschreven in Artikel 13 uit de wet bodembescherming. De aangetroffen concentraties PFAS brengen mogelijk ook gezondheidsrisico’s met zich mee. Deze risico’s kunnen echter met dit onderzoek niet bepaald worden aangezien de exacte depositie per oppervlakte en tijdseenheid niet bekend zijn. Nader onderzoek zal moeten bepalen of er door de depositie van PFAS humane risico’s, op het terrein van [adres 1] , aanwezig zijn”
[onderzoeksbureau 2]
2.7.2.
[eiser] heeft [onderzoeksbureau 2] opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de geconstateerde stoflaag op de vensterbanken door veegmonsters te nemen. [onderzoeksbureau 2] heeft een analyserapport opgemaakt van het laboratoriumonderzoek, gedateerd op 7 juni 2023. In de brief van 15 juni 2023 heeft [onderzoeksbureau 2] de resultaten toegelicht. Daarin staat, onder andere:
Toetsing
Indien de resultaten indicatie getoetst worden aan het toetsingskader voor bodem monsters zijn de volgende bevindingen van toepassing:

De INEV waarde (Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreinigingen) wordt overschreden voor PFOS en voor de som PEQ, dat is de som PFAS

De INEV waarde voor PFOS wordt overschreden

De toetsing aan de Arboveiligheid voor de som PEQ en PFOS geeft als veiligheidsklasse Rood niet vluchtig aan, dus als je zou werken in grond met deze gehalten, moet je enkele veiligheidsmaatregelen treffen.”
Controleonderzoek Omgevingsdienst
2.7.3.
Naar aanleiding van een melding van [eiser] over stofoverlast heeft op 1 juni 2023 een controleonderzoek plaatsgevonden door de heer [A] (hierna: [A] ), werkzaam bij de Omgevingsdienst. Daarvan is een controleverslag opgemaakt, gedateerd op 16 juni 2023. [A] heeft geconstateerd dat de filterende installatie niet optimaal werkt en dat de filters voor 1 juli 2023 zullen worden vervangen.
[onderzoeksbureau 3]
2.7.4.
[onderzoeksbureau 3] heeft in opdracht van [eiser] een indicatief PFAS onderzoek gedaan naar hemelwaterafvoer afkomstig van de [straat] . [onderzoeksbureau 3] heeft daarvan een rapportage gemaakt gedateerd op 14 juli 2023. Over de uitvoering van dat onderzoek vermeldt [onderzoeksbureau 3] dat een watermonster is genomen uit de centrale hemelwaterafvoer aan de [straat] en de [naam] . Dat watermonster is genomen door [eiser] . In de rapportage van [onderzoeksbureau 3] staat, onder andere:
(…) “Toetsing van PFAS-mengselIn het effluent watermonster zijn 10 PFAS verbindingen aangetroffen boven de 10 ng/l..Rekening houdend met de relatieve potentie en bioaccumulatie ten opzichte van PFOA, bevat dit monster afgerond 27µg PEQ/L, dit is ruim91000keer hoger dan de risicogrens voor PFOA van 0,3 ng/L.” (…)
Conclusie
De onderzoekshypothese “verdacht” kan op grond van de analyseresultaten van het watermonsters worden bevestigd.De aangetroffen concentraties rechtvaardigen een aanvullend onderzoek naar de bron van herkomst.
De invloed hiervan op de volksgezondheid en het milieu is zeer groot.
AanbevelingenHet verdient aanbeveling:
1.
Om het hemelwater dat vanuit het bedrijf [gedaagde] wordt geloosd op de [naam] separaat te onderzoeken.
(...)”
Onderzoeksrapporten van [gedaagde]
2.8.
heeft onderzoek laten doen door [onderzoeksbureau 4] N.V. (hierna: [onderzoeksbureau 4] ) en door [onderzoeksbureau 5] .
[onderzoeksbureau 4]
2.8.1.
In opdracht van [gedaagde] heeft [onderzoeksbureau 4] een PFAS-onderzoek gedaan door monsters van de aanwezige luchtstroom af te nemen in de ruimte waar de brandblussers worden verwerkt en bij de opslagtank van vrijgekomen bluswater. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in een rapportage gedateerd op 13 juli 2023.
[onderzoeksbureau 5]
2.8.2.
Op 9 december 2022 en op 22 december 2022 heeft [onderzoeksbureau 5] in opdracht van [gedaagde] twee onderzoeken gedaan naar de substantie uit dakgoten, ter vergelijking van het onderzoek door [onderzoeksbureau 1] . Bij e-mail van 17 juli 2023 heeft [onderzoeksbureau 5] een toelichting gegeven op de metingen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, dat [gedaagde] wordt verboden om brandblussers te verwerken,
- primair totdat [gedaagde] verifieerbaar heeft aangetoond geen PFAS of PFOS uit te stoten althans niet in strijd te handelen met milieuwetgeving en/of (omgevings)vergunningen en in ieder geval totdat de bestuursrechtelijke procedures in hoogste instantie door de bestuursrechter zijn beslist,
  • subsidiair totdat [gedaagde] op basis van deugdelijk wetenschappelijk onderzoek geen PFAS en PFOS uit te stoten die een gevaar zijn voor de volksgezondheid en/of het milieu,
  • meer subsidiair totdat Gedeputeerde Staten hebben beslist op de ambtshalve wijziging van de vergunning van 20 februari 2023 en daarover tot in de hoogste instantie door de bestuursrechter zal zijn beslist,
  • alles onder verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar handelt doordat er bij het verwerken van brandblussers PFAS houdende stoffen vrijkomen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid van werknemers van [eiser] . [eiser] concludeert uit het onderzoek van [onderzoeksbureau 1] dat er zeer hoge concentraties PFAS en PFOS in het slib in de dakgoten zijn aangetroffen, die dusdanig hoge waardes betreffen dat ze een bedreiging zijn voor de gezondheid van mensen. Uit de stofmonsters van de vensterbanken en goten die door [onderzoeksbureau 2] zijn genomen, blijkt volgens [eiser] ook dat de concentraties PFAS en PFOS extreem hoog zijn en in ieder geval de grenswaardes overschrijden in verband met de gezondheid van mensen. [eiser] verwijst ook naar het rapport van [onderzoeksbureau 3] , waaruit blijkt dat het gehalte PEQ (som PFAS) in het watermonster de risicowaarde sterk overschrijdt, waarvan de invloed op de volksgezondheid en het milieu zeer groot is. Het spoedeisend belang van [eiser] is erin gelegen dat [eiser] als werkgever de verantwoordelijkheid en verplichting heeft om haar werknemers te beschermen tegen het gevaar dat de uitstoot van PFAS en PFOS voor de gezondheid van de werknemers vormt.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen, omdat er een procedure bij de bestuursrechter aanhangig is om nagenoeg hetzelfde (tijdelijke stillegging of een verbod om nog brandblussers te verwerken) te bewerkstelligen. Daarnaast voert [gedaagde] verweer tegen de conclusies die [eiser] aan de rapporten van [onderzoeksbureau 1] , [onderzoeksbureau 2] en [onderzoeksbureau 3] verbindt. Het betreft volgens [gedaagde] slechts indicatieve onderzoeken waaraan geen bewijs kan worden ontleend. [gedaagde] voert aan dat de door [onderzoeksbureau 1] en [onderzoeksbureau 2] aangetroffen concentraties PFAS in dakgoten en vensterbanken niet kunnen worden vergeleken met de gezondheidskundige grenswaarden van het RIVM, omdat die uitgaan van de dagelijkse inname van PFAS door de mens. Het door [onderzoeksbureau 1] gehanteerde toetsingskader is volgens [gedaagde] niet toereikend, omdat de analyseresultaten van het materiaal uit de dakgoot zijn getoetst aan de hand van het protocol voor de beoordeling van ‘waterbodem’. Het materiaal uit de dakgoten kan evengoed elders uit de omgeving zijn gekomen, bijvoorbeeld via de wind. Volgens [gedaagde] geldt ook voor het rapport van [onderzoeksbureau 2] dat de gebruikte toetswaarde voor bodem of grond niet van toepassing kan zijn op veegvuil. [gedaagde] brengt tegen het rapport van [onderzoeksbureau 3] in dat de monsterneming door [eiser] niet geldig is en dat niet kan worden vastgesteld dat het in het watermonster aangetroffen PFAS afkomstig is van [gedaagde] omdat het hemelwater van alle bedrijven aan de [straat] via één afvoersysteem in de [naam] wordt geloosd. Ter vergelijking met het rapport van [onderzoeksbureau 1] heeft [gedaagde] door [onderzoeksbureau 5] onderzoek laten doen. [onderzoeksbureau 5] schrijft dat gezondheidsrisico’s niet bepaald zijn voor de substantie afkomstig uit de dakgoten. Omdat de matrix niet eenduidig definieerbaar is, zijn de analyseresultaten niet toetsbaar. Volgens [gedaagde] laat vergelijking van de onderzoeken van [onderzoeksbureau 5] en [onderzoeksbureau 1] zelfs bij het hanteren van dezelfde onderzoeksmethode en hetzelfde toetsingskader afwijkende resultaten zien. Daarnaast verwijst [gedaagde] naar het onderzoek door [onderzoeksbureau 4] naar de aanwezige concentratie PFOA en PFOS in de luchtstroom. [gedaagde] concludeert uit het onderzoek van [onderzoeksbureau 4] dat de direct bij de bron gemeten aanwezige concentraties PGOA en PFOS verwaarloosbaar zijn en geen gezondheidsrisico’s opleveren voor [eiser] en haar werknemers.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag die ter beoordeling voorligt is of het gezondheidsrisico voor de medewerkers van [eiser] door aangetroffen PFAS concentraties meebrengt dat toewijzing van de voorlopige voorziening (een tijdelijk verbod voor [gedaagde] om brandblussers te verwerken) gerechtvaardigd is. In het debat tussen partijen is sprake van een groot aantal geschilpunten van zowel feitelijke als juridische aard. Beide partijen hebben ter onderbouwing van hun stellingen onderzoeksrapporten ingebracht, waarvan over en weer de juistheid en betrouwbaarheid in twijfel wordt getrokken. Partijen verschillen van mening over i) de omvang van de aangetroffen concentraties PFAS, ii) de herkomst daarvan, iii) de te hanteren (overschrijdings)normen en criteria, iv) de juistheid van de monsterneming en de gehanteerde onderzoeksmethodes en v) de gezondheidsrisico’s voor de medewerkers van [eiser] .
4.2.
Het debat dat tussen partijen is gevoerd vergt een feitelijk oordeel van de voorzieningenrechter over de omvang van de aangetroffen concentraties PFAS, de herkomst daarvan en de aard en omvang van de gezondheidsrisico’s die daaruit voor de werknemers van [eiser] voortvloeien. Op al deze punten verschillen partijen en de door hen ingeschakelde deskundigen fundamenteel van mening en in de deskundigenrapporten van [onderzoeksbureau 1] en [onderzoeksbureau 3] wordt nader onderzoek aanbevolen. Binnen de beperkingen die een kortgedingprocedure met zich brengt ten aanzien van de vaststelling van feiten, is het voor de voorzieningenrechter onmogelijk om met een voldoende mate van waarschijnlijkheid vast te stellen dat [gedaagde] bij het innemen en verwerken van brandblussers onrechtmatig handelt omdat daarbij in die mate en op die wijze PFAS/PFOS vrijkomt dat sprake is van strijdigheid met de aan [gedaagde] verleende vergunningen, een wettelijke plicht van [gedaagde] , de door [gedaagde] in acht te nemen maatschappelijke zorgvuldigheid en/of met enig subjectief recht van [eiser] en de bij haar werkzame werknemers. Bij de mate van de vereiste waarschijnlijkheid speelt bovendien de aard van de verzochte voorlopige voorziening een rol. Die voorziening behelst immers het tijdelijk stilleggen van een deel van de bedrijfsactiviteiten van [gedaagde]
4.3.
Voor een goede beoordeling van de zaak is een deskundigenonderzoek noodzakelijk naar de aard, de omvang en de gevolgen van de PFAS-verontreiniging door [gedaagde] . en de inhoud van de gezondheidsrisico’s die daaraan voor de werknemers van [eiser] zijn verbonden. De aard van een kortgedingprocedure leent zich (anders dan een voorlopig deskundigenbericht) in het algemeen niet voor een deskundigenonderzoek. Dat geldt temeer voor de onderhavige zaak omdat die gaat om een complexe materie en redelijkerwijs te verwachten valt dat met de vraagstelling aan de deskundige(n), de benoeming van de deskundige(n), de totstandkoming van het deskundigenrapport en het in acht nemen van hoor en wederhoor ten aanzien van de beoordeling van de inhoud van het rapport veel tijd gemoeid zal zijn. Die tijd staat haaks op het treffen van een voorlopige voorziening in een spoedeisende zaak.
4.4.
Bij deze stand van zaken leidt het voorgaande tot het oordeel dat de onderhavige zaak niet geschikt is om in kort geding te worden beslist. De door [eiser] verzochte voorziening zal op grond van artikel 256 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden geweigerd.
De proceskosten
4.5.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
+
Totaal
1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de voorziening,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op
18 augustus 2023.
PM/45352