ECLI:NL:RBMNE:2023:4325

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
10634878 MV EXPL 23-101 RD/960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in het kader van zorg- en huurovereenkomst met een cliënt met autisme

In deze zaak heeft de stichting DBA-Autisma, die zich richt op de begeleiding van mensen met een autisme spectrum stoornis, een kort geding aangespannen tegen een cliënt, aangeduid als [gedaagde]. De cliënt huurt sinds 1 december 2021 een woning van DBA en heeft een zorgovereenkomst met de stichting. DBA heeft de zorg- en huurovereenkomst opgezegd, omdat de cliënt zich niet begeleidbaar zou opstellen. DBA vordert in kort geding ontruiming van de woning, omdat de huurovereenkomst onlosmakelijk verbonden is met de zorgovereenkomst. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond en het onduidelijk is of de cliënt onrechtmatig in de woning verblijft. De rechter oordeelt dat het aan de bodemrechter is om te bepalen of de zorgovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd en of de cliënt huurbescherming toekomt. De kantonrechter wijst erop dat de situatie van de cliënt, die kwetsbaar is, extra aandacht vereist en dat er onvoldoende bewijs is dat de zorgovereenkomst niet wordt nageleefd. De vordering tot ontruiming wordt afgewezen en DBA wordt veroordeeld in de proceskosten van de cliënt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 10634878 MV EXPL 23-101 RD/960
Kort geding vonnis van 24 augustus 2023
inzake
de stichting
STICHTING DBA-AUTISMA,
zetelende te Almere,
verder ook te noemen DBA,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.P.G.F. de Moel,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.M. Thomas.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding, met producties, van 2 augustus 2023 is [gedaagde] opgeroepen voor de terechtzitting van 10 augustus 2023. [gedaagde] heeft een conclusie van antwoord, met producties, genomen.
1.2.
Op de zitting te Lelystad is [A] verschenen namens DBA met mr. D.G.B.M. van Rooij als gemachtigde. [gedaagde] is verschenen met haar ouders en haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. [gedaagde] heeft dit gedaan aan de hand van spreekaantekeningen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DBA richt zich op de begeleiding, behandeling en ondersteuning van mensen met een autisme spectrum stoornis. Zij is daartoe in samenwerking met stichting De Alliantie een woon-zorgproject in [woonplaats] gestart in het appartementencomplex [appartementencomplex] . Hiervan zijn 19 appartementen gereserveerd voor mensen met Autisme Spectrum Stoornis. .
2.2.
[gedaagde] heeft hoog functionerend autisme.
2.3.
Vanaf 1 december 2021 huurt [gedaagde] van DBA de zelfstandige woning aan de [adres] te [woonplaats] .
2.4.
DBA en [gedaagde] hebben een huurovereenkomst en een overeenkomst voor de levering van zorgdiensten gesloten.
2.5.
De huurovereenkomst is gesloten voor de tijd dat [gedaagde] zorg verlenende diensten en woonbegeleiding van DBA afneemt.
2.6.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over de zorgverlening door DBA.
2.7.
Bij brief van 27 februari 2023 heeft DBA de huur- en zorgovereenkomst per 31 mei 2023 opgezegd:
“(..)Wij zijn genoodzaakt het volgende mede te delen. Met dit schrijven kondigen wij de beëindiging van de huur- en zorgovereenkomst bij DBA aan per 31 mei 2023. Dit is overeenkomstig artikel 3.2 van de huurovereenkomst met levering van zorgdiensten van 1-12-2021. De betreffende huurovereenkomst is namelijk onlosmakelijk verbonden met de overeengekomen opzegtermijn van drie maanden (..)”
“”(..) Wij zien dat u zich niet begeleidbaar opstelt. De zorgen rondom u als client en uw zelfredzaamheid nemen hierdoor toe (..)”
2.8.
[gedaagde] heeft de woning niet verlaten.

3.Het geschil

3.1.
DBA vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis leeg en bezemschoon te ontruimen, met al diegene wegens haar de woning occuperen en met afgifte van de ter beschikking gestelde sleutels, ter vrije beschikking te stellen van DBA;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de contractueel overeengekomen boete op grond van artikel 11.2 van de huurovereenkomst van € 100,00 per dag vanaf 1 juni 2023 tot aan de dag van ontruiming, althans een boete in goede justitie door de rechtbank te bepalen;
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 250,00 per dag dat zij in gebreke blijft om de woning 14 dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, met een maximum van € 25.000,00, althans een dwangsom en een maximum aan dwangsommen in goede justitie door de rechtbank te bepalen;
[gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, als ook de nakosten van het geding en de wettelijke rente over de proceskosten, voor zover deze niet uiterlijk veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan.
3.2.
DBA voert aan dat [gedaagde] sinds 1 juni 2023 zonder recht of titel in de woning verblijft. [gedaagde] is ernstig tekortgeschoten in de nakoming van de zorgovereenkomst. Vanaf december 2022 wil [gedaagde] geen zorg meer van DBA ontvangen. [gedaagde] wil ook niet met DBA in gesprek om tot een oplossing te komen. [gedaagde] stelt het vertrouwen in DBA te hebben verloren. De zorg door een andere zorgorganisatie in het gehuurde te laten verlenen is echter geen optie. DBA was daarom genoodzaakt om de zorg- en huurovereenkomst op te zeggen. Het zorgelement is overheersend in de overeenkomst. De huurbescherming is uitgesloten. Omdat [gedaagde] op dit moment zonder recht of titel in de woning verblijft, is zij op grond van de huurovereenkomst een boete aan DBA verschuldigd. DBA heeft, zo stelt zij, een spoedeisend belang bij haar vorderingen.
3.3.
[gedaagde] stelt daartegenover dat zij nooit zorg of begeleiding van DBA heeft geweigerd. Zij laat zich op dit moment onder protest begeleiden, omdat DBA zich niet houdt aan haar zorgplicht. De door DBA geboden begeleiding is onvoldoende. [gedaagde] kreeg slechts 1,5 uur begeleiding per week. In een jaar tijd heeft [gedaagde] twee begeleiders gehad. Gelet op haar stoornis kan [gedaagde] slecht met deze wisselingen omgaan. Deze begeleiders hadden ook onvoldoende kennis om [gedaagde] een goede begeleiding te bieden. Zij konden zich niet verplaatsen in haar belevingswereld. [gedaagde] wilde daarover met DBA in gesprek. Het voeren van een constructief gesprek, in eerste instantie met haar ouders, bleek echter onmogelijk. Er is voor DBA geen reden om de zorg- en huurovereenkomst te beëindigen. Het zorgelement overheerst niet in de relatie tussen partijen. [gedaagde] heeft huurbescherming en een zwaarwegend belang om de woning te behouden. Zij wil de zorg in haar huidige woning door een andere organisatie voort laten zetten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat voor toewijzing van een vordering in kort geding een spoedeisend belang is vereist. Hiervan is sprake als een onverwijlde voorlopige voorziening is geboden en de afloop van een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Het ligt op de weg van DBA om te stellen en te onderbouwen dat zij een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen die zij instelt.
4.2.
DBA stelt daartoe dat [gedaagde] vanaf 1 juni 2023 onrechtmatig gebruik maakt van de woning. Verder zorgt de situatie rondom [gedaagde] voor onrust bij de overige bewoners. DBA wil de woning voorts zo spoedig mogelijk aan een cliënt verhuren die wel zorg van haar accepteert.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat DBA op dit moment een onvoldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Of DBA de zorgovereenkomst op goede gronden heeft opgezegd moet nog door de (bodem)rechter worden beoordeeld. Onduidelijk is dus of [gedaagde] op dit moment onrechtmatig in de woning verblijft. De kantonrechter volgt DBA wel in haar standpunt dat [gedaagde] voor onrust heeft gezorgd door de manier waarop zij aandacht heeft gevraagd voor haar situatie. Zij heeft, weliswaar anoniem, de publiciteit gezocht en de […] politiek bij de kwestie betrokken. Dat dit bij DBA en haar bewoners voor onrust heeft gezorgd is voorstelbaar, maar niet is onderbouwd dat er daardoor een zodanig onhoudbare situatie is ontstaan, dat de woning van [gedaagde] op korte termijn ontruimd zou moeten worden. Evenmin is gebleken dat [gedaagde] al een andere zorgverlener dan DBA heeft ingeschakeld, waardoor onrust bij de andere bewoners van DBA is veroorzaakt. Het enkele feit dat DBA een wachtlijst heeft en zij iemand wil plaatsen die haar zorg wel accepteert, is onvoldoende om een spoedeisend belang aan te nemen. Reeds op deze grond dient de vordering van DBA te worden afgewezen.
4.4.
Voor zover wel zou moeten worden uitgegaan van een spoedeisend belang aan de zijde van DBA overweegt de kantonrechter ten overvloede als volgt.
4.5.
Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure.
4.6.
In dit kader is verder van belang dat een bij een voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet, volgens vaste jurisprudentie, grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is. Daarbij wordt mede betrokken de zeer kwetsbare positie van [gedaagde] .
4.7.
Toegepast op deze zaak betekent dit dat de vraag moet worden beantwoord of voldoende waarschijnlijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de huurovereenkomst is geëindigd doordat de daaraan verbonden zorgovereenkomst rechtsgeldig door DBA is opgezegd én dat, vooruitlopend op dat oordeel, ontruiming gerechtvaardigd zou zijn.
4.8.
DBA en [gedaagde] hebben zowel een huur- als een zorgovereenkomst afgesloten. Artikel 6:215 BW bepaalt dat indien een overeenkomst voldoet aan de omschrijving van twee of meer door de wet geregelde bijzondere soorten van overeenkomsten, de voor elk van die soorten gegeven bepalingen naast elkaar op de overeenkomst van toepassing zijn, behoudens voor zover deze bepalingen niet goed verenigbaar zijn of de strekking daarvan in verband met de aard van de overeenkomst zich tegen toepassing verzet. Volgens DBA overheerst het zorgelement in de tussen partijen gesloten combinatie van overeenkomsten en komt [gedaagde] geen huurbescherming toe, terwijl [gedaagde] van mening is dat juist de elementen van de huurovereenkomst overheersen, waardoor zij wel huurbescherming geniet. Partijen verwijten elkaar over en weer verder dat zij jegens elkaar tekort zijn geschoten in de zorgovereenkomst; DBA verwijt [gedaagde] dat zij zich niet begeleidbaar opstelt, terwijl [gedaagde] DBA verwijt niet de juiste zorg te verlenen, althans daarover onvoldoende in gesprek te gaan.
4.9.
Het is aan DBA, als eisende partij, om aannemelijk te maken dat het zorgelement in haar overeenkomsten met [gedaagde] overheerst. Vast staat dat DBA [gedaagde] tot 1 januari 2023 1,5 uur per week zorg verleende. Per 1 januari 2023 is de begeleider van [gedaagde] bij DBA vertrokken. Onduidelijk is waar de zorg van DBA voor [gedaagde] op dit moment uit bestaat. DBA stelt dat [gedaagde] geen zorg accepteert, waartegenover [gedaagde] aanvoert dat zij dit onder protest wel doet. Ondanks vragen daartoe op de zitting heeft DBA onvoldoende onderbouwd waar de zorg voor [gedaagde] op dit moment uit bestaat en hoeveel tijd daarmee is gemoeid. Uitgaande van de 1,5 uur zorg per week, lijkt het zorgelement voorshands niet zonder meer te overheersen. Derhalve is niet op voorhand duidelijk dat [gedaagde] begeleiding door DBA afwijst, zij daardoor tekortschiet in de nakoming van de zorgovereenkomst en dat DBA daarom terecht tot opzegging van de zorgovereenkomst over kon gaan. Binnen het voornoemde kader van het kort geding kan over het overheersende element voorshands geen uitsluitsel worden gegeven. Het is daarom aan de bodemrechter om te beoordelen of [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de zorgovereenkomst en/of de elementen van de zorg- dan wel van de huurovereenkomst overheersen dan we; [gedaagde] huurbescherming toekomt. De kantonrechter loopt hier nu niet op vooruit.
4.10.
Voorshands is dus niet duidelijk dat [gedaagde] tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. Met betrekking tot de nakoming van de zorgovereenkomst door DBA merkt de kantonrechter het volgende op. Gelet op haar doelgroep mag van DBA een grote zorgvuldigheid in de omgang met haar cliënten verwacht worden. Het lukt DBA al geruime tijd niet om een constructief gesprek met [gedaagde] te voeren. Inmiddels zijn partijen daardoor het vertrouwen in elkaar kwijtgeraakt. Beide partijen hebben daar weliswaar een aandeel in, maar DBA houdt vooralsnog naar het oordeel van de kantonrechter wel te halsstarrig vast aan het voeren van een gesprek met alleen [gedaagde] , waarbij haar ouders op de achtergrond blijven als gevolg waarvan kennelijk de begeleiding vanuit DBA aan [gedaagde] stokt. Hoewel begrijpelijk, [gedaagde] is immers de cliënt van DBA en handelingsbekwaam, is het de kantonrechter, ook na vragen ter zake op de zitting, onduidelijk gebleven waarom, zoals [gedaagde] heeft voorgesteld, niet eerst een gesprek met haar ouders plaats kan vinden, waarna zij zelf het gesprek met DBA aan gaat, met haar ouders op de achtergrond. Gelet op de kwetsbaarheid van [gedaagde] had van DBA een zorgvuldiger benadering verwacht mogen worden.
4.11.
Alles afwegende komt de kantonrechter tot het oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat te verwachten is dat de bodemrechter de vordering van DBA tot ontruiming zal toewijzen. Daarvoor is nader onderzoek naar de feiten nodig waarvoor dit kort geding zich niet leent. De gevraagde voorziening zal dan ook worden afgewezen.
4.12.
Gelet op de uitkomst van de procedure zal DBA veroordeeld worden in de kosten gevallen aan de zijde van [gedaagde] . Deze kosten worden tot op heden begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt DBA tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 793,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2023.